Deel 2 | Wie is mijn naaste
Dicht op elkaar gepakt zitten de jonge Afrikaanse mannen daar angstig in hun boot. Hulpeloos dobberen ze rond in de veel te zwaar beladen boot op het woeste water van de Middelandse Zee. De motor, die het in de Libische havenstad Tripoli nog deed, loopt inmiddels niet meer. Wat wil je ook, als je veel te weinig benzine hebt meegekregen van de mensenhandelaren? Plotseling schreeuwt een van de jonge mannen het uit van opluchting: ‘daar is een boot van de Italiaanse kustwacht!’ Redding uit deze benarde positie. Een mooie toekomst ligt er in Europa vast voor hen in het verschiet. Werk, een huis, kortom: een prachtig leven!
Wat is jouw eerste gevoel als je dit leest? Misschien voel je medelijden opkomen en denk je: deze mensen moeten geholpen worden. Het zijn toch ook mijn naasten? Een andere mogelijkheid is dat je er dubbel instaat: deze mensen moeten geholpen worden, maar ze komen uit een totaal andere cultuur? Kunnen ze niet beter opgevangen worden in hun eigen regio? Ja, je moet je naaste helpen, daar ben ik van overtuigd, maar kan dat niet veel beter in hun eigen land? Wellicht sta je er nog anders in en denk je: zulke mensen zijn niet mijn naasten. Ze zullen zichzelf moeten redden. Er is geen plaats voor hen in Europa, in Nederland, in mijn eigen dorp.
Al deze gedachten zijn begrijpelijk, maar toch borrelt er steeds een onderliggende vraag op: wie is mijn naaste? Laten we met elkaar deze vraag centraal stellen, met de Bijbel als leidraad.
Bijbelgedeelte
Lees met elkaar: Lukas 10:25-37
Zingen
Zing met elkaar enkele van deze psalmen:
Psalm 87:3, en Psalm 26:2 en 3.
Liefde was het onuitputtelijk (Gele zangbundel lied )
Startopdracht
Doel: Je ontdekt wat jouw eigen beeld is van naastenliefde.
Nodig: A3 papier, flipover-vellen, stiften.
Instructie: : Verdelen in groepjes van 4 á 5 personen. Ieder groepje krijgt een A3-vel. In het midden schrijf je het woord ‘naastenliefde’ op. Daarna zet je er een cirkel omheen en maak je er een woordspin van. Waar denk je aan bij het woord naastenliefde? Noteer kernachtig.
Plenair: Op een flipover maken nu de verschillende groepjes een samengestelde woordspin over naastenliefde. Bespreek met elkaar: wat zijn de overeenkomsten tussen de woordspinnen van de verschillende groepjes? En wat zijn de verschillen?
Na deze avond...
Weet je: Wat er in de Bijbel staat over wie je naaste is en je hoe je jouw naaste lief kunt hebben.
Besef je: De betekenis van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan kort beschrijven.
Kun je: Dat liefde de vervulling van de wet is.
Kerntekst
Lukas 10:27: ‘En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven’.
De sleutel tot het eeuwige leven
‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Dat is de openingsvraag die de wetgeleerde in deze geschiedenis stelt. Wat een goede vraag eigenlijk! Het is namelijk een hele terechte vraag. Hier gaat het toch om in ons leven? Je moet weten wat je ín je leven moet doen om ná dit leven het eeuwige leven te krijgen. Is dat ook iets wat jou bezighoudt?
De Heere Jezus wijst deze wetgeleerde, ondanks de verkeerde bedoelingen die de wetgeleerde had met zijn vraag, toch de weg. Het gaat om het doen van de wil van God. Hoe weten we wat de wil van God is? Dat lezen we in de wet, die God Zelf aan ons heeft gegeven. En die wet, die kent de wetgeleerde uit zijn hoofd. Daar is hij immers een wetgeleerde voor! Jezus laat het hem zelf vertellen: we moeten God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf.
‘Je hebt goed geantwoord, wetgeleerde!’ is het antwoord van Jezus dan. Doe dat en je zult leven. Wacht even, denk je misschien, dat kunnen we toch helemaal niet van onszelf? Vraag je dat als in een reflex, omdat je dat nu eenmaal zo geleerd bent, of ben je er zelf al achter gekomen dat dit nu precies het probleem is? Weten wat in de wet staat, dat is één. Maar dóén wat in de wet staat, dat is wezenlijk iets anders.
Toch denkt de wetgeleerde dat niet. Er staat dat hij zichzelf rechtvaardigt. De wetgeleerde had veel van het onderwijs van Jezus ingedronken. Hij wist dat het bij de wet ging om de liefde van je hart. En toch zit er een hapering. Hij valt niet als een wetsverbreker aan de voeten van de Heere Jezus. In plaats dat hij God rechtvaardigt, rechtvaardigt hij zichzelf en stelt hij een soort debatvraag. Wie moet je dan precies liefhebben? In zijn context: moet je de Grieken, Romeinen en de handelslui uit Tyrus en Sidon wel liefhebben? Hoe zit het met de naastenliefde? Er staat toch in Psalm 139 vers 21: 'zou ik niet haten, Heere! die U haten?' In het Jodendom waren er van allerlei stromingen die verschillende ideeën hadden over wie nu je naaste precies was. De wetgeleerde verwachtte van de Heere Jezus eigenlijk een lijstje van wie je lief moet hebben en op welke manier.
Gespreksvragen
- In hoeverre is de vraag 'hoe krijg ik het eeuwige leven?' ook jouw vraag?
- Wat is jouw idee bij de wet van God? Wat voor gedachten heb je hierbij? Met andere woorden: zie je de wet als verzameling van regeltjes of ervaar je dat Christus vraagt om de liefde van je hart?
Naastenliefde
De Heere Jezus geeft antwoord op de vraag van de wetgeleerde door middel van de bekende gelijkenis. Er is een reiziger die reist van Jeruzalem naar Jericho. Dat is zo'n 27 kilometer te voet door onherbergzaam gebied. In dat gebied zijn er van die rovers die de reiziger afbeulen, alles wat kostbaar is van hem stelen en zich verder niet om hun slachtoffer bekommeren. Hoe zal dat aflopen?
Jezus vertelt vervolgens over de priester, in onze tijd een predikant, die wellicht een week priesterdienst heeft gehad. Hij heeft schuldoffers gebracht, offers die allemaal heenwezen naar het Grote Offer. Zo'n priester is een expert in de wet van God. De priester komt langs, maar ziet wellicht niet aan de buitenkant wat wie er bloedend op de grond ligt. Stel je voor dat het een heiden is. Dan zal hij als priester onrein zijn, wanneer hij hem gaat helpen. Een rechtvaardige reden toch, om voorbij te lopen en niet te helpen? Het is niet zijn verantwoordelijkheid.
Vervolgens komt er een Leviet. Wij zouden misschien zeggen, een serieus gemeentelid, iemand die hier nu in de zaal zit. Maar ook deze Leviet gaat aan de zwaargewonde man voorbij. Misschien heeft hij wel gedacht: ik weet dat de priester hier al langs is geweest, die is eraan voorbijgelopen. Wie ben ik dan om het beter te weten dan de priester? Ik ben blij als ik zo meteen weer bij mijn gezin thuis kan zijn.
Daarna komt er een gewone Jood voorbij. Nee.. Niet een gewone Jood, maar een SAMARITAAN! Laten we dat eens vertalen naar deze tijd: het is alsof je tegen een Oekraïener zegt dat er een Rus voorbijkomt, of tegen een Israeliër dat er een Hamasstrijder voorbijkomt. Of misschien in onze context: een asielzoeker komt voorbij? Of neem iemand in gedachten waarover je het meest negatief denkt. Je zou eigenlijk diep in je hart stiekem blij zijn als die persoon iets ergs zou overkomen. En dan moet je je voorstellen dat uitgerekend díe persoon hier komt aangereden op zijn ezel. En juist diegene is met innerlijke ontferming bewogen (zie vers 33).
Er zit erbarmen in deze man: hij voelt de pijn van de ander en knielt bewogen van hart neer. Zijn hart gaat open en daarom gaan zijn tassen ook open. Uiteindelijk vervoert deze Samaritaan de Jood op zijn ezel naar een herberg en betaalt zelfs ruimhartig alle kosten: een paar daglonen, dus een paar honderd euro. Ongelooflijk, dit doorbreekt echt alle patronen waarin de Joden dachten. Deze Samaritaan geeft zichzelf zonder reserves om maar het goede voor zijn vijand te zoeken.
Wees maar eerlijk: dit doorbreekt ook al onze eigen patronen. We zitten toch ook opgesloten in al onze eigen ideeën over wie er wel deugt en wie er niet deugt. De Heere Jezus vraagt niet aan de jonge wetgeleerde: wie is de naaste? Maar: wie gedroeg zich als de naaste? Voor wie ben jij de naaste? Dat is de sleutel van deze gelijkenis. De bedoeling van deze gelijkenis is niet dat we ons gaan rechtvaardigen, zoals deze wetgeleerde wel deed.
De bedoeling is dat iedereen zijn eigen onrechtvaardigheid bekent. Laten we eerlijk zijn: wie staat er niet schuldig aan deze tweede hoofdwet van Gods gebod? Het gaat hier om onbaatzuchtige en gevende liefde.
Christus is nog veel meer dan deze barmhartige Samaritaan. Wat Jezus heeft betaald, is ontelbaar meer. Hij is arm geworden, terwijl Hij rijk was, zodat wij in Zijn rijkdom mogen delen. Als je een blik op deze Barmhartige Samaritaan mag slaan, zou je dan niet ook zelf een beetje een barmhartige Samaritaan worden, door de kracht van de Heilige Geest? Dan zegen je degene die jou vervloekt. Dan bid je voor degene die jou geweld aandoet. Dat is de liefde van Jezus, uitgestort in je hart. Als je dat kent, dan ken je ook iets van de barmhartige Samaritaan in je eigen hart en zal de Heere eenmaal tegen je zeggen: ‘komt in, gij gezegende des Vaders en beërf het Koninkrijk!’
Gespreksvragen
- Met welke persoon uit de gelijkenis identificeer jij jezelf het meest met de priester of met de barmhartige Samaritaan? Waarom?
- Wanneer heb jij voor het laatst een voorbeeld van zelfopofferende liefde gezien? Benoem het voorbeeld. Wat kan je hier persoonlijk voor praktische lessen uit leren?
- Christus is veel meer dan de barmhartige Samaritaan. Bespreek met elkaar eigenschappen van de barmhartige Samaritaan die overeenkomen met de eigenschappen van de Heere Jezus. Wat zijn de verschillen?
Stelling
‘Het gaat vooral om het zorgen voor de naaste in de kerk en in je familie. Zorgen voor asielzoekers is niet je verantwoordelijkheid.’
Bidden
Suggesties om voor te bidden vanuit het Bijbelgedeelte of thema:
- Bid voor je naasten, denk aan de naaste dichtbij en de naaste ver weg.
- Bid of de Heere je zelfopofferende bewogenheid wil geven met het lot van je naaste.
- Bid, wanneer dat van toepassing is, om vergeving voor het onterecht neerkijken op en het veroordelen van mensen die in de problemen zitten en migranten.
- Bid voor vervolgde christenen wereldwijd die vaak ook op de vlucht zijn voor hun geloof in de Heere Jezus.
Slotopdracht
Deze opdracht is een reflectie op naastenliefde in jullie kerkelijke gemeente als geheel. Maak op een flipover twee vakken. In het linkervak schrijf je kernachtig zaken die op het gebied van naastenliefde goed gaan in jullie gemeente, bijvoorbeeld: wij zijn een gemeente waarin veel mensen elkaar helpen in moeilijke tijden. Noteer aan de rechterkant de zaken die voor verbetering vatbaar zijn. Bespreek jullie rol als jongeren hierin: hoe kunnen jullie hierin met elkaar het verschil maken?
Uit de belijdenisgeschriften
Heidelberger Catechismus, zondag 40, vraag en antwoord 107
https://www.online-bijbel.nl/catechismus/zondag/40/
Heidelberger Catechismus, zondag 42, vraag en antwoord 111
https://www.online-bijbel.nl/catechismus/zondag/42/
Begrippen
Je komt in dit gedeelte het begrip ‘barmhartigheid’ tegen. Je kunt ook zeggen ‘het tonen van mededogen met mensen die het moeilijk hebben’. Hiermee wordt bedoeld dat je naast mensen gaat staan die lichamelijke of psychische nood hebben. Je lijdt met hen mee en helpt hen zo goed mogelijk. Een echte christen is een barmhartig persoon: hij trekt zich het leed van anderen aan. Omdat Christus volmaakt Barmhartig is.
Je komt in dit gedeelte het begrip ‘het eeuwige leven’ tegen. Hier wordt mee bedoeld dat je na de dood voor altijd bij de Heere in de hemel mag zijn wanneer je de Heere Jezus mag kennen als je Zaligmaker. Dan begint dus het eeuwige leven. De mensen die de Heere Jezus nooit nodig hebben gehad als hun Zaligmaker, krijgen het eeuwige leven niet. Voor hen loopt het verschrikkelijk af. Zij ontvangen dan de eeuwige dood. Dat is voor altijd zonder God te moeten zijn in de hel.
Verdieping
R. de Reuver, Van migrant tot naaste
C.H. Spurgeon, Naastenliefde, teken van heiligmaking.
https://charlesspurgeon.nl/naastenliefde-teken-van-heiligmaking/
L. van der Zee, De vreemdeling in ons midden
M. Nieuwenhuise, Interview in het Reformatorisch Dagblad
https://www.rd.nl/artikel/1079115-monica-nieuwenhuijse-schreef-roman-over-syrische-vluchteling-ik-werd-er-vaak-verdrietig-van?source=epaper&epaper_id=RDB_RDB_20240927&epaper_year=2024
Leestip voor jongeren:
M. Nieuwenhuise, Noem mijn naam