Deel 4 | Niet gezien, toch gedaan
Over geven: Geef jij om anderen, geef jij aan anderen? Wanneer is dat genoeg? ‘De mensen verkleinen de gave van de weduwe altijd nog wat en zij spreken van ‘het’ penningske der weduwe. Jezus vergeet de helft niet. Hij zegt dat ze twee kleine penningen in de schatkist wierp en dat het alles was wat ze had om van te leven.
Over vasten; ‘Als we niet hevig naar de heerlijkheid van God verlangen,’ zegt John Piper, ‘komt dat niet doordat we er al genoeg van gedronken hebben. Nee, het komt doordat we zo lang aan de tafel van de wereld hebben zitten knabbelen, dat onze ziel vol zit met allerlei onbenulligheden, zodat er nauwelijks plaats is voor God.’ Als dat jou dwars zit, kan vasten wellicht iets veranderen aan je voorkeuren.
(Tip: kies eventueel uit de bovenstaande twee mogelijkheden)
Bijbellezen
Lees met elkaar: Mattheüs 6:1-18
Zingen
Zing met elkaar enkele van deze psalmen:
Psalm 26:2, 6 en 8, en Psalm 108:1 en Psalm 146:3 en 5
Neem mijn leven, laat het Heer’ (Gele zangbundel lied 133)
Startopdracht
Doel: Ontdekken wat de verschillen redenen kunnen zijn waarom Christenen en Mosllims vasten en ontdekken of er een verband is tussen vasten en geven
Nodig: Bekijk met elkaar het volgende filmpje:
Instructie: bespreek met elkaar kort de volgende vragen:
- Om welke redenen vasten Christenen en Moslims?
- Bespreek de verschillen tussen het vasten van Christenen en Moslims.
- Is er een verband tussen vasten en het geven van giften aan anderen?
Na deze avond
Weet je: wat de betekenis is van geven van giften en van vasten is.
Besef je: dat het niet gaat om het geven en vasten op zich, maar om de houding waaruit geven en vasten voortkomt.
Kun je: geven en vasten een plaats geven in je leven.
Kerntekst
Mattheüs 6: 4 en 18: ‘opdat uw aalmoes in het verborgen zij, en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden’ (vers 4) en ‘opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van Uw Vader, Die in het verborgen is, en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden’ (vers 18).
Achtergrond
Met hoofdstuk 6 begint er een nieuw gedeelte in Bergrede. In hoofdstuk 5 hebben we eerst de zaligsprekingen gelezen. Dat ging – om het zo te zeggen over de wezenlijke kenmerken van een christen – ‘Zalig zijn de armen van geest, ...’. Het gedeelte daarna ging over de invloed van een christen op de wereld rond hem heen: ben je werkelijk een licht op de berg en een zoutend zout? Vervolgens ging het over de gerechtigheid bij het staan midden in de samenleving (vers 5 van hoofdstuk 20). Het ging over je houding ten opzichte van je naaste. Vanavond gaat het over je houding ten opzichte van de Heere God. Dat blijkt gelijk in vers 1. In de Statenvertaling lijkt het alsof vers 1 direct over het geven van aalmoezen gaat, maar de kanttekeningen wijzen er al op dat er voor dit woord ook ‘gerechtigheid’ gelezen kan worden. Niet de ‘gerechtigheid’ tegenover mensen. Je kunt vers 1 lezen als ‘Let erop dat je je gerechtigheid niet doet voor de mensen’. Het gaat over de vraag: hoe is je houding tegenover de Heere God?
In Mattheüs 6: 1 t/m 18 gaat over het geven van aalmoezen, het bidden en het vasten. Over bidden wordt een aparte Bijbelstudie gemaakt. Vanavond gaat het dus vooral over het geven van aalmoezen en het vasten. Toch als je dit gedeelte leest is het duidelijk dat er een sterke samenhang is: tot drie keer worden bijna dezelfde woorden gebruikt. Daarom kan ik deze avond het thema ‘bidden’ niet helemaal laten liggen.
Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid. ‘k Zal zingen voor den Opperheer; ‘k Zal psalmen zingen tot Zijn eer’. Dat vers geeft aan waar het in dit gedeelte bij de drie onderwerpen – het geven van aalmoezen, het bidden en het vasten – om gaat. Het gaat eigenlijk om twee vragen: 1. Is het werkelijk je hart – je hele hart – dat bereid is? En 2. is het gericht op Gods eer of wil het zelf de eer krijgen? Of om het nog korter je zeggen: ben jij, ben ik eerlijk, echt voor God?
Gespreksvragen
- Lees de kerntekst (Mattheüs 6: 4 en 18) en Psalm 108 vers 1 nog eens. Kun je uitleggen wat de samenhang is tussen de kerntekst en het Psalmvers?
- Lees Mattheüs 5 vers 6 en Mattheüs 6 vers 1 door.
- Zijn deze verzen niet tegenstrijdig? ‘voor de mensen, dat zij uw goede werken zien’ en ‘niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden’?
- Hoe moet je deze twee verzen lezen, zodat ze wel samen kunnen gaan? (Kijk uit naar de uitleg in de Bijbel met uitleg of in de kanttekeningen.)
Geven
Het woord dat in vers 2 gebruikt wordt voor ‘aalmoes’ is een breed begrip. Het gaat niet alleen om het geven van een goede gift aan een arme of bij een ramp, maar het gaat om alle werken van barmhartigheid. De kanttekeningen wijzen daar ook op. Uit vers 2 blijkt dat het in de dagen van de Heere Jezus gewoon was om bij het geven van een gift, bv. aan de armen dat duidelijk aan te kondigen. Of we het ‘trompetten’ letterlijk moeten nemen is niet bekend, maar in elk geval wordt luid en duidelijk gemaakt: kijk naar mij wat ik nu ga doen. De Heere Jezus zegt ‘gelijk de geveinsden doen’. Voor ‘geveinsden’ staat in het Grieks een woord dat feitelijk ‘acteur’ of ‘toneelspeler’ betekent. Kenmerk van een toneelspeler is dat hij een andere rol speelt dan de persoon, die het feitelijk is. Het is niet echt. De Heere Jezus zegt eigenlijk: er zijn mensen, die bij het doen van goede daden zich anders voor doen dan ze feitelijk zijn. Ze spelen een toneelspel om zo de eer van de mensen te mogen ontvangen, terwijl ze net doen of ze zich sterk bekommeren om degene, die hulp nodig heeft. Speel geen toneelspel. Voor de mensen kun je misschien wel de schone schijn ophouden, maar de Heere God kijkt er dwars doorheen.
Wat de Heere Jezus hier afwijst, is dat we ons in ons geven en in het helpen van onze medemensen ons schijnheilig voor doen en doelbewust de mensen bedriegen. We maken van iets wat de Heere God van ons vraagt een toneelspel en dat alleen maar om applaus van de mensen te krijgen. Dat kan en mag nooit het doel zijn. Daarom zegt de Heere Jezus: ‘laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet’. We mogen niet alleen geen eer van andere mensen verwachten, maar ook niet stiekem ons zelf geweldig vinden. Ons hart is zo arglistig. Nee, we doen het niet voor andere mensen, maar stilletjes feliciteren we ons zelf met die geweldige daad.
Bij ‘loon’ moeten we niet denken dat je er de zaligheid wel mee kunt verdienen. Dat blijkt wel uit het feit dat de Heere Jezus in dit gedeelte voortdurend spreekt over ‘uw Vader’. Hij spreekt tegen Zijn kinderen, die al zalig zijn (daar begon immers Mattheüs 5 mee). Het gaat erom dat je de Heere God wil eren, die Hem eren. Voor die mensen is de eer en de heerlijkheid van het Koninkrijk der hemelen. De Heere God ziet wat je in het verborgen doet en Hij zal het vergelden. Calvijn schrijft: ‘bij ons geven en bij het doen van de werken van de barmhartigheid moeten we er tevreden mee zijn om alleen God als getuige te hebben’.
Gespreksvragen en stellingen
Hieronder vind je vijf stellingen. Bespreek met elkaar waarom je het wel of niet eens bent met deze stellingen:
- Giften voor christelijke doeleinden mogen geen sluitpost zijn op de begroting.
- De houding waaruit je geeft is belangrijker dan de hoeveelheid die je geeft.
- We hebben de plicht de rijkdom zodanig te beheren dat niemand iets tekortkomt en niemand te veel heeft.
- Open-schaal-collectes zijn uit de boze.
- Geld-geven is ons niet ingebakken.
Lees Exodus 16: 18; Marcus 10: 23; 2 Korinthe 9: 7; Mattheüs 6: 1-4; 2 Korinthe 9: 5. Noteer achter elke tekst welke stelling daarbij hoort.
In een gemeente moet nodig het orgel vervangen worden. In de kerkbode worden giften gevraagd. Om de gemeente te stimuleren staat er het volgende bij: ‘We zoeken ook sponsors voor de grote orgelpijpen. Van de gevers van de grootste bedragen worden de namen achter op zo’n grote pijp vermeld’. Wat vind je van deze actie? Probeer er gegevens uit het Bijbelgedeelte bij te betrekken.
Bidden
Hoewel er in deze serie een aparte Bijbelstudie over bidden is, toch vanwege de samenhang kort iets over bidden. Ook nu weer wordt gezegd dat we dat niet mogen doen als de geveinsden: ‘wanneer gij bidt, zoo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden, want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken van de straten staande te bidden.’ Wat is bidden eigenlijk? Bidden is komen tot de Heere God om Hem te eren, te loven en te danken, maar ook om al je noden en zorgen bij Hem te brengen. Opnieuw zegt de Heere Jezus: je maakt een toneelspel van je bidden als je dat doet om van de mensen gezien te worden. Het gaat om mensen, die in het openbaar bidden om zo de schijnwerpers op zichzelf te richten. Wat een groot gevaar: als je in het openbaar bidt, probeer je dat zo goed mogelijk te doen. Maar voor wie eigenlijk? Is het gevaar niet groot dat je denkt dat heb ik mooi gezegd?
Daarom zegt de Heere Jezus: ga maar in uw binnenkamer en sluit de deur. Niet alleen omdat je dan niet gestoord en afgeleid kan worden, maar ook om buiten het gezicht van mensen te zijn. Het wezenlijke van het gebed is God zoeken. Zoals dat in Psalm 27 staat: ‘Mijn hart zegt tot U: Gij zegt ‘Zoek Mijn aangezicht, ik zoek Uw aangezicht, O Heere’. Daar passen toch geen blikken van andere mensen bij? Opnieuw de vraag: als je bidt, is het toneelspel of bid je echt met heel je hart?
Vasten
Het geven van giften, het doen van werken van barmhartigheid. Dat kennen we nog wel, maar vasten? Dat is uit ons blikveld verdwenen. Daarom eerst de vraag: wat is vasten precies? En moeten wij nog wel vasten? Om met de laatste vraag te beginnen: sommigen menen inderdaad dat vasten iets is van het Oude Testament. Na de komst van de Heere Jezus is het niet meer nodig. Toch als we goed naar het Nieuwe Testament kijken zijn er duidelijke aanwijzingen dat die opvatting onjuist is. Het was de Heere Jezus Zelf, Die in de woestijn veertig dagen en nachten vastte. Als de Heere Jezus een vraag krijgt over het niet vasten door Zijn discipelen zegt Hij in Mattheüs 9 vers 14 en 15: ‘Maar de dagen zullen komen wanneer de bruidegom van hen zal weggenomen zijn en dan zullen zij vasten’. Vasten is dus een Bijbels gegeven. Waarschijnlijk is er in de reformatorische kerken minder aandacht voor, omdat er in de Rooms-Katholieke kerk in de Middeleeuwen toch een sfeer van verdienstelijkheid rond heen kwam.
Wat is vasten eigenlijk? Heel strikt genomen is vasten een totale onthouding van voedsel. Als het kind van David en Bathseba ziek wordt, vast David. Er staat dat hij geen brood eet. Dat doet hij pas als het kind gestorven is. Vasten kan ook betekenen dat er een bepaalde tijd geen voedsel of een bepaald soort voedsel niet gebruikt wordt.
Gespreksvragen
Er kunnen verschillende redenen zijn om te vasten. Lees de volgende Bijbelteksten en zet er bij wat de reden is om te vasten.
- 2 Kronieken 20 vers 3
- Ezra 8 vers 21
- Handelingen 14 vers 23
- 1 Korinthe 7 vers 5
Vasten (vervolg)
Waarom zou je vasten? Vasten heeft in de Bijbel te maken met zelfverloochening en met zelfdiscipline. David wist dat hij tegenover de Heere gezondigd had. Daarom vastte hij toen het kind ziek werd. Vasten kan iets persoonlijks zijn, maar kan ook gebeuren door een groep mensen. Denk daarbij aan Ninevé na de prediking van Jona. De koning geeft dan opdracht aan de inwoners (en zelfs aan de beesten in de stad) dat ze niet zullen eten en drinken, maar zich zullen verootmoedigen voor de Heere God.
Vasten kan ook gebeuren in situaties waarin een bijzondere genade van de Heere God nodig is of waarin Zijn leiding gevraagd wordt. Bij speciale gelegenheden die een speciaal gebed nodig hebben kan er gevast worden. In Handelingen 13 zegt de Heilige Geest dat Barnabas en Saulus voor het eerst op zendingsreis moeten gaan. In vers 3 staat er dan van de gemeente ‘Toen vastten en baden zij’.
Naast zelfverloochening kan vasten ook een manier zijn op onze zelfbeheersing te vergroten. We worden zo gemakkelijk afgeleid als het gaat om de dingen van de Heere God. Voor de Heere Jezus is het niet de vraag of de discipelen moeten vasten, maar de vraag is hoe er gevast moet worden. Opnieuw klinkt het: ‘Als je vast, doe het dan niet als de geveinsden (als de huichelaars)’. Ook het vasten werd gedaan om door te mensen gezien te worden. Mensen smeerden hun gezicht in met as en keken treurig en somber om maar te laten zien hoe serieus ze bezig waren met vasten. Ook nu klinkt het weer: ‘Zij hebben hun loon weg’. Als je je vernedert voor de Heere God dan hoeven de mensen er niets van te merken, zegt de Heere Jezus. Daarom was je aangezicht. Ook nu is het voldoende dat de Heere God het ziet. Ben jij echt als je vast?
Gespreksvragen
Een van de redenen om te vasten is ‘zelfbeheersing’, dus om je concentratie meer te richten op de Heere God. Daarom worden bidden en vasten vaak samen genoemd (zie o.a. Mattheüs 17 vers 21).
- Welke zaken zijn voor jou ‘afleiders’ tijdens het bidden en Bijbellezen?
- Wat kun je er praktisch aan doen dat je minder last hebt van deze ‘afleiders’?
Bidden
Suggesties om voor te bidden vanuit het Bijbelgedeelte of thema:
- Bid dat God geeft dat je naar Hem mag verlangen en dat dit in heel je leven naar voren mag komen.
- Bid dat de Heere ons een hart geef dat gericht is op Hem (vasten) en op onze naaste (geven).
Slotopdracht
Bekijk met elkaar het volgende filmpje:
Bespreek met elkaar:
- Welke doel heeft het vasten volgens de spreker in het Nieuwe Testament?
- Wat zegt de spreker over de manier van vasten?
Uit de belijdenisgeschriften
Pak als afsluiting de Heidelbergse Catechismus er even bij. Lees uit Zondag 24, dit sluit aan op deze Bijbelstudie.
Verdieping
M. Lloyd Jones, De Bergrede (er is een preek in deze serie over het vasten)
J. Piper, Honger naar God
A.A. Teeuw, Vasten en minderen
https://www.geloofstoerusting.nl/artikelen/innah-nephesh-vast/
https://www.hhjo.nl/vasten-is-de-moeite-waard-maar-bedenk-genade-blijft-genade