Psalm 51 | Schuldbelijdenis en vergeving
Deze psalm is één van de bekendste boetepsalmen (klaaglied). Zoals het opschrift laat zien is het een psalm van David.
David heeft deze psalm gedicht, nadat de profeet Nathan hem heeft gewezen op zijn zonde met Bathséba en Uria (zie 2 Samuël 11 en 12). Het is nuttig om in het licht van deze geschiedenis ook psalm 32 te lezen.
We kennen zeven boetepsalmen: psalm 6, 32, 38, 51, 102, 130 en 143. Zij worden zo genoemd, omdat ze geschikt zijn voor een (persoonlijke) boetedoening. De schuld en ellende worden beleden en er wordt gebeden om vergeving of uitredding. Kenmerkend voor een boetepsalm is het persoonlijke karakter van de Psalm, maar ook dat de psalmist inziet dat de ondervonden ellenden het gevolg zijn van zijn eigen zonden.
Bijbellezen
- Psalm 51
- Als achtergrond kan een gedeelte van 2 Samuël 11 en 12 gelezen worden
Zingen
Startopdracht
‘Dat gaat nogal makkelijk’, zegt een onkerkelijke jongen die de geschiedenis van David leest. ‘David pleegt overspel en laat de man van die vrouw vermoorden als ze zwanger is van hem en God vergeeft het gewoon. Op die manier kan je er maar op raak leven en doen waar je zin in hebt en als je gaat sterven vergeeft God je alles als je daarom vraagt.’ Hoe reageer je hierop?
Na deze avond...
- weet je dat de zonde scheiding maakt tussen God en mens.
- besef je dat alleen Gods genade ons zalig maakt.
- kun je alles in je leven wegdoen waarvan je weet dat het tussen God en jou instaat.
Uitleg | Vergeving
Een jaar nadat David in zonde geleefd heeft met Bathseba en Uria heeft laten vermoorden stuurt de Heere de profeet Nathan naar hem. Door hem maakt God David bekend met zijn afschuwelijke zonden. David belijdt zijn schuld en God vergeeft hem. Daarmee echter is niet alles achter de rug voor David. We weten uit de geschiedenis welke vreselijk gevolgen dit heeft gehad voor David; voor zijn gezin en voor het volk Israël. Het is opmerkelijk dat David gelooft in Gods genade. Hij vraagt niet of de Heere hem ‘wil’ vergeven. Vanuit het Woord weet David dat God het wil. David wil echter verzekerd zijn dat hij met God verzoend is. David pleit op Gods goedertierenheid en barmhartigheid. Hij weet dat er bij God een overvloed van goedheid is en dat de Heere Zich ontfermt over een ieder die tot Hem de toevlucht neemt. Tegelijk is David hier een rechteloze, een schuldenaar. De enige reden dat God hem genadig is, is Gods barmhartigheid en ontfermen.
Gespreksvragen | Vergeving
- Op welke wijze maakt God aan jou bekend dat je gezondigd hebt?
- Wat doet dat met jou?
Uitleg | Erfzonde
David is zich bewust dat hij in zonde geboren is en daarom belast is met de erfzonde. Hij gebruikt dit niet als verzachtende omstandigheden, in de zin van: ‘Ik kan er ook niets aan doen, ik ben nu eenmaal zo geboren.’ Integendeel! David belijdt hiermee dat het zijn schuld alleen maar groter maakt. Hij doet niet alleen zonde maar hij ís het ook. Zondigen is kwaad doen tegen een heilig en rechtvaardig God. Zoals David het belijdt: ‘tegen U, U alleen heb ik gezondigd’. Zondigen is niet alleen kwaad doen tegen God maar ook medemensen kunnen daaronder lijden. Dat zien we heel duidelijk in deze geschiedenis.
In de kern gaat zonde om ongehoorzaamheid aan de Schepper. Niet de norm die mensen aanleggen is bepalend maar de wetten van God. David erkent dat hij tegen die wetten gezondigd heeft en dat God rechtvaardig is als Hij hem voor altijd zou verwerpen. Wie zijn zonde werkelijk kent, veroordeelt zichzelf en spreekt God vrij van onrechtvaardigheid als Hij straft.
Gespreksvragen | Erfzonde
- Hoe leg je uit aan een buitenkerkelijke dat het kind in de wieg een zondig kind is?
- Welk verband is er tussen de doop en de erfzonde?
Stelling
Ik kan er niets aan doen dat ik belast ben met de erfzonde.
Uitleg | Vernieuwing
Niet alleen vergeving is nodig maar ook vernieuwing van het hart. Het onreine hart moet vernieuwd worden door de Heilige Geest. David bidt om deze Geest. ‘Schep mij een rein hart, o God! En vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest’ (vers 12). Het gaat om totale vernieuwing. Geen opknapwerk want dat is God niet aangenaam. Alleen Gods Geest kan die vernieuwende genade werken. David beseft dat en weet ook dat hij dat alleen nodig heeft. Hij mist de troost en blijdschap van de omgang met God en smeekt God of Hij Zijn geest niet van hem wil wegnemen. ‘Geef mij weder de vreugde van Uw heil’ (vers 14). David verlangt naar de vreugde, de vastheid, de ervaring om te delen in Gods heil. Deze Geest zal hem vrijmoedigheid schenken om te getuigen van Gods genade. Het is hem niet alleen om zichzelf te doen maar ook om het volk, zodat God geëerd wordt.
Gespreksvragen | Vernieuwing
- Hoe ervaar jij het om te getuigen van Gods genade?
- Wat is het verschil tussen vernieuwing en opknapwerk?
Uitleg | Volharding
God van mijn heil (vers 16). Zo noemt David de Heere. Te midden van zijn schuld en nood blijft hij vasthouden aan wie God voor hem was, is en zal zijn. David blijft verzekerd dat zijn behoud vastligt in God ook al gevoelt hij er zelf weinig tot niets van. Niet de ervaring maar de waarheid van Gods woord is bepalend. Davids volharding is gegrond op het onfeilbare woord van God en wat Hij daarin beloofd heeft. Hier schittert het ‘nochtans’ van het geloof. Alles is verzondigd van onze kant. Alles genade van Gods kant. David spreekt over de offers en die offers spreken van Jezus Christus. Het Lam van God Die Zichzelf heeft overgegeven als een offer voor de zonde. Alleen daarom vond David genade en alleen daarom vindt een ieder genade die zich in het geloof tot Hem wendt.
Gespreksvragen | Volharding
- Is het nodig om verzekerd te zijn van Gods genade?
- Wat betekent het ‘nochtans’ van het geloof voor jou?
Slotopdracht
- Bespreek in je groep de vraag ‘Wat geloof jij van de vergeving der zonden? met elkaar een antwoord te formuleren op deze vraag.
- Vergelijk de antwoorden met de andere groepjes. Probeer een gezamenlijk antwoord te formuleren
- Zoek vraag 56 van de HC op en vergelijk het antwoord van jullie groep met het antwoord op deze vraag.