Deel 1 | Ik was een vreemdeling
Vreemdeling, vluchteling, een thema waar de afgelopen jaren veel over gesproken en veel over nagedacht is. Wat moet je ermee? Hen toelaten en helpen? Maar kan dat wel? De grenzen dicht en tegenhouden, zoals sommigen zeggen? Er zijn heel wat standpunten en meningen. Jij hebt er ook vast over nagedacht. Er zou veel over te zeggen zijn, maar we laten dat nu allemaal even rusten. Laten we eens gaan luisteren naar wat Gods Woord, de Bijbel daarover zegt.
Bijbelgedeelte
Lees met elkaar: Mattheüs 25:31-46.
Zingen
Zing met elkaar enkele van deze psalmen:
Psalm 105:7 en 13, en Psalm 146:7.
Eens was ik een vreemd'ling (Gele zangbundel lied )
Startopdracht
Doel: In kaart brengen welke Bijbelteksten of Bijbelgedeelten jullie samen weten over vreemdelingen of vluchtelingen.
Nodig: Post-its.
Instructie: Geef iedereen een aantal post-its en laat iedereen zelf even nadenken welke Bijbelgedeelten of Bijbelteksten over vluchtelingen of vreemdelingen gaan. Denk ook aan mensen die vluchteling waren in de Bijbel. Schrijf elk gedeelte op een aparte post-it. Plak alle post-its op een muur/bord en zorg dat alle post-its die over hetzelfde gaan bij elkaar hangen. Verdeel zo alles in categorieën/onderwerpen (sorteer bijvoorbeeld op naam of op Bijbelboek). Lees wat de anderen geschreven hebben om zo allemaal een beeld te krijgen van alles wat de Bijbel over dit onderwerp zegt.
Na deze avond...
Weet je: Wat de Bijbel zegt over de omgang met vreemdelingen.
Besef je: Dat je zelf ten diepste ook een vreemdeling bent.
Kun je: Je inleven in een vreemdeling en bedenken hoe de Heere wil dat je met hem omgaat.
Kerntekst
Mattheus 25 vers 35b: ‘Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd’.
Allemaal vreemdelingen
Als je eerlijk de Bijbel leest, moet je zeggen dat we allemaal vluchtelingen zijn: Adam en Eva werden na de zondeval uit het paradijs verdreven. Sindsdien zijn we allemaal vreemdeling – vervreemd van de Heere – en vluchteling, want we vluchtten bij Hem weg. Een bijzondere vluchteling is de Heere Jezus: Hij kwam vrijwillig naar deze aarde, maar moest al spoedig vluchten naar Egypte. Voor Hem was geen plaats op deze aarde. Dat zie je ook bij Zijn volgelingen: er is verdrukking, vervolging en velen moeten vluchten.
Vluchteling en vreemdeling-zijn is in de Bijbel dus geen onbekend thema, maar we hebben nog niet gehoord hoe je daar tegenover moet staan. Hierbij is Leviticus 19 vers 33 en 34 belangrijk: ‘En wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken. De vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u zijn als een inboorling van ulieden; gij zult hem liefhebben als uzelven; want gij zijt vreemdeling geweest in Egypteland; Ik ben de Heere, uw God!’ In Leviticus, Numeri en Deuteronomium staan allerlei zaken, die duidelijk maken dat vreemdelingen in Israël dezelfde rechten hadden als de Israëlieten zelf. Waarom is dat? Ook daar geeft de Heere God een duidelijk antwoord op in Leviticus 19: ‘Ik ben de Heere, uw God, die u uit Egypteland uitgevoerd heb! Daarom zult gij al Mijn inzettingen en al Mijn rechten onderhouden, en zult ze doen; Ik ben de Heere!’ Dus omdat de Israëlieten zelf vreemdelingen in Egypte zijn geweest worden ze opgeroepen om vreemdelingen en vluchtelingen in hun land op te vangen. Ze moesten bijvoorbeeld bij het geven van de tienden, ook een deel geven aan de vreemdelingen. Zo zorgde God door de wet voor de vreemdelingen onder het volk.
Gespreksvragen
- Als je beseft dat je zelf een vreemdeling voor God bent en van Hem weggevlucht bent, welke invloed heeft dat op je houding tegenover vluchtelingen?
- Leviticus 19 zegt: behandel een allochtoon net als een autochtoon. Wat vind je daarvan? Mag een vluchteling in Nederland dan ook dezelfde rechten krijgen als jij (net als in Israël)?
Gij hebt Mij geherbergd
Dit gold allemaal in het Oude Testament en voor Israël, maar heeft dat ook betekenis voor ons? Kijk nog eens naar Mattheüs 25. Jezus spreekt daar indringende woorden. Het gaat over de dag van het laatste oordeel. Steeds klinkt de vraag: ben je bereid voor die dag?
Op die dag zal de Heere Jezus alle mensen voor Zijn troon stellen: de schapen aan Zijn rechterhand, de bokken aan Zijn linkerhand. Dan gaat Hij spreken. Tot de schapen zegt Hij: ‘Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft het Koninkrijk, … Want (…) Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.’ Tegen de mensen aan Zijn linkerhand zegt Hij: ‘Gaat weg van Mij, in het eeuwige vuur …’, want jullie hebben dit juist niet gedaan. Jezus oordeelt dus op basis van wat wij wel of niet hebben gedaan.
De Heere Jezus spreekt zo concreet alsof Hij er Zelf, in eigen persoon bij was en een beroep op ons deed. Alle aanwezigen reageren daar verbaasd op ‘Heere, wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien?’ Dan reageert de Heere Jezus: ‘Voorwaar zeg Ik u: ‘Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.’ De Heere Jezus stelt Zich gelijk aan de armen, de gevangenen, de hongerigen, de vreemdelingen. Het zijn Zijn minste broeders. Het gaat dan in de eerste plaats dus om volgelingen van de Heere Jezus. Hoe staan we tegen over de christenen die moeten vluchten? Over dit alles gaat het straks in het laatste oordeel. De manier waarop ik nu met de vreemdelingen, met vluchtelingen om ga, komt straks terug als de Heere Jezus de boeken opendoet.
Gespreksvragen
- Sta jij op de dag van het oordeel aan Jezus’ rechterhand of aan Zijn linkerhand? Waarom denk je dat?
- In het begin hadden we het erover dat er allerlei meningen over de omgang met de vreemdeling en de vluchteling zijn. Leg je eigen mening eens naast deze woorden en vul het eens aan: ‘Jezus was een vreemdeling, en ik heb …’
Uit genade
Misschien vraag jij je nu af: ‘Maar ik kom toch niet in de hemel omdat ik hongerigen te eten hebben gegeven of gevangenen heb bezocht of vluchtelingen heb opgevangen? Je komt toch alleen in de hemel omdat je uit genade Christus hebt leren kennen?’ Ja, dat is helemaal waar. Maar hoe zit dat dan? Het antwoord ligt in een stukje uit vers 34 dat even is over geslagen. Daar staat: ‘Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.’ Daar ligt de bron van de zaligheid. We krijgen de zaligheid als een erfenis, uit genade. Dat kan alleen door de verdiensten van de Zoon van God, de Heere Jezus Christus Zelf.
Dan ontvang je liefde tot God, maar ook liefde tot de medemens, tot de hongerigen, tot de gevangenen, tot de vluchtelingen. In deze goede werken wordt zichtbaar dat je een gezegende van de Vader, een uitverkorene bent. Als het goed is, hebben degenen die weten dat ze vreemdelingen voor God zijn (wij allemaal…) oog en handen voor vreemdelingen in deze wereld.
Gespreksvragen
- Hoe zit het nu: word je zalig uit genade zonder werken, of toch om je werken? Leg eens uit met vers 34 en 35 van Mattheüs 25.
- Zoek Hebreeën 13:2 eens op. Lees deze tekst met elkaar. Wat betekent deze tekst voor jullie als je nadenkt over je omgang met vluchtelingen in je buurt?
Stelling
‘Mijn hart is warm voor vluchtelingen in Nederland.’
Bidden
Suggesties om voor te bidden vanuit het Bijbelgedeelte of thema:
- Bid of de Heere je steeds meer laat zien dat je zelf bij Hem wegvlucht. Vraag daar vergeving om en dank Hem als je weet dat je uit genade toch bij Hem mag horen.
- Bid of je door die genade een warm hart mag hebben of krijgen voor vreemdelingen en vluchtelingen.
Slotopdracht
Doel: vluchtelingen helpen of bemoedigen.
Vluchtelingen kun je op allerlei manieren helpen. Stichting Gave geeft op de website heel veel opties:
https://www.gave.nl/helpen
Neem hier met elkaar een kijkje en bespreek welke manier van helpen een optie is voor jullie JV. Misschien kunnen jullie eens wat jongeren uit een AZC uitnodigen voor een avond op jullie JV of samen met hen een activiteit doen?