Zondoffer, het fundament voor alle offers
De dag nadat ik was bevestigd in mijn nieuwe gemeente, pakte ik mijn fiets om de eerste bezoeken te gaan afleggen. Bij de winkelstraat gekomen, waar ik doorheen moest om aan de andere kant van het dorp te komen, stond er een verkeersbord, met daaronder allerlei uitzonderingen. Ik was het bord al voorbij voordat ik alles kon lezen. Dus niets vermoedend reed ik door de winkelstraat, maar werd aangehouden door twee BOA’s. ‘Meneer’, zei de ene BOA, ‘weet u dat u hier op dit tijdstip niet mag fietsen?’ Nee, dat wist ik niet. Dus dat vertelde ik hem eerlijk. Gelukkig hielp de andere BOA mij. Hij was lid van onze gemeente en kon bevestigen dat ik nieuw was in het dorp. Maar ik had wel de wet overtreden en was dus schuldig. Maar ik wist het niet en had het dus onwetend gedaan.
Karakter
Als wij in de tijd van het Oude Testament hadden geleefd, had ik een zondoffer moeten brengen. Ik had uit onwetendheid een zonde begaan en tegen de wet overtreden. Misschien dat we ons dat te weinig realiseren, maar als ik de wet die de burgerlijke overheid ons oplegt overtreed, waarvan de Verkeerswet er ook een is, dan overtreed ik daarmee ook Gods wet. En ook deze zonde maakt dat we scheiding maken tussen de Heere en onze ziel. En daarom is er vergeving nodig. En mogelijk! Daarom gaf de Heere aan Zijn volk de offers. En het zondoffer was het fundament voor alle andere offers. Het was niet mogelijk om vergeving te ontvangen, zonder het zondoffer. Er moest bloed vloeien, want zonder bloedstorting is er geen vergeving (Hebr. 9:22). Is de Heere dan zo bloeddorstig? Absoluut niet! Maar het leven, en dat geldt voor mens en dier, zit in het bloed (Lev. 17:11). Als het bloed niet meer stroomt, is er geen leven meer mogelijk. Daarom moest Christus Zijn bloed geven. En wilde Hij het ook geven! Opdat dode zondaren het leven zouden hebben in Zijn Naam. Het zondoffer was niet vrijblijvend. De keuze was niet aan de zondaar of hij een offer wilde brengen of niet. Gods heiligheid en rechtvaardigheid eiste het zondoffer.
Dieren
Welk dier moest er worden geofferd als zondoffer? Er wordt over verschillende dieren gesproken. Een var, dat is een jong rund, een geitenbok, een mannetje of een vrouwtje, een lam, tortelduiven of jonge duiven. En zelfs als iemand te arm was om een dier te offeren, mocht er ook het tiende deel van een efa meelbloem worden gebracht. Afhankelijk van iemands positie, zijn plaats in dienst van de Heere of onder het volk, was bepalend welk dier moest worden geofferd. Met name de priesters en de oudsten, de geestelijke leiders van het volk, moesten een groter offer brengen. De zonden werden, en worden, hen zwaarder aangerekend.
Bloed
Het offerdier werd geslacht en het bloed werd opgevangen. Behalve een aantal kleine verschillen voor wie het offer werd gebracht, moest met het bloed een aantal handelingen worden verricht. In de eerste plaats moest het zevenmaal in het heilige, voor het voorhangsel naar het heilige der heilige, worden gesprengd. Eenmaal zou Christus met Zijn bloed een verse en levende toegang openen tot God, een vrijmoedige toegang tot zijn genadetroon. Ook werd het bloed op de hoornen van het gouden reukaltaar gestreken. Dit stond symbool voor het gebed tot God om vergeving van de zonden. Het bloed van Christus geeft daartoe kracht. Zeker als wij mogen weten dat Hij aan de rechterhand van Zijn Vader zit om te bidden. Als laatste, en in het bijzonder was dit nodig voor de zonden van de priester en de oudste, werd het overgebleven bloed uitgegoten voor de voet van het koperen altaar. Zo werd Christus’ bloed vergoten aan het kruishout van Golgotha als een zondoffer voor de mensen.
Offer
Het vlees van het zondoffer mocht niet worden gegeten. Veel offers, tenminste wat ervan overbleef, mochten de priesters eten. Dit was absoluut niet toegestaan bij het zondoffer. De restanten moesten buiten de legerplaats worden verbrand om het boeten voor de zonde te voltooien. Alles moest worden uitgevoerd zoals de Heere het had geboden. Daarin toont Hij Zijn heiligheid en rechtvaardigheid. En tegelijk zien we daarin Zijn barmhartigheid. Bij Hem is er altijd een weg terug, hoe bont wij het ook hebben gemaakt door onze zonden.
Betekenis
Hoe zou een Israëliet de offers hebben gewaardeerd? Was het een verplicht nummer of hebben ze met verwondering hun offers mogen brengen? Hebben ze door het geloof mogen zien op het offer van Christus? Dat was nodig, want alleen het bloed van Christus reinigt van alle zonden (1 Joh. 1:7). En zo hebben wij allen nodig om door het geloof te zien op het volkomen zondoffer dat Christus heeft gebracht.
Dit is deel 4 in de serie 'Offers in de Bijbel', eerder verschenen er artikelen over het brandoffer, spijsoffer en dankoffer. De volgende keer schrijft ds. P. de Vries over het schuldoffer.