Blogs Diaconaat

Waarom diaconaat?

Voordat we ingaan op de vraag wat ons als christelijke gemeente tot diaconaat drijft, is het van belang te weten wat het woord ‘diaconaat’ betekent. Het woord komt van het Griekse woord ‘diakonein’, dat ‘dienen’ of ‘dienst bewijzen’ betekent. Het gaat hier om een persoonlijke dienst die we aan een ander bewijzen. Diaconaat is goed doen aan de naaste die dat nodig heeft.

Wat drijft ons tot diaconaat?

Het christelijk dienstbetoon moet voortkomen vanuit de liefde die Christus door Zijn offer voor zondaren bewezen heeft. Wie door Christus gevonden is, krijgt Hem lief, maar ook andere mensen. Christus Zelf zei namelijk dat het eerste en grote gebod is om God lief te hebben boven alles, en het tweede aan dit gelijk is de naaste lief te hebben als onszelf (Matth. 22:37-40).

Onze naaste liefhebben als onszelf betekent dat we met dezelfde toewijding, gevoeligheid, inzet, noodzaak, met dezelfde middelen proberen te voorzien in de noden van de ander als we dat voor onszelf zouden doen. 

Het diaconaat wordt ook wel de dienst van de barmhartigheid genoemd. De Bijbel roept op om barmhartig te zijn, om begaan te zijn met de nood, met het leed van de ander. Concreet worden de armen genoemd, de weduwen en de wezen, de vreemdelingen en degenen die onrecht lijden en verdrukt worden. Bij barmhartigheid hoort ook gerechtigheid. Barmhartigheid betekent dat je hart zich erbarmt. Je voelt met iemand mee. Je leeft je de ellende van een ander in en blijft daar niet koud en onbewogen onder. Je hebt medelijden met hem of haar. De echte barmhartigheid leeft van de barmhartigheid van God, die Hij betoond heeft in het zenden van Zijn Zoon. 

De Bijbel roept op om barmhartig te zijn, om begaan te zijn met de nood, met het leed van de ander.

In Zijn woorden en daden heeft de Heere Jezus laten horen en zien wat diaconaat inhoudt. Hij kwam niet om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven als een losprijs voor velen. Hij zag om naar mensen in lichamelijke en geestelijke nood om hen te helpen. Hij doet het werk van een dienaar als Hij de voeten van Zijn discipelen wast (Joh. 13:1-15). Daarin toont Hij wat onze roeping is. Vooral doet Hij dat in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Luk. 10:25-37), die Hij afsluit met de woorden: ‘Ga heen, en doe gij desgelijks.’ 

Het is opvallend dat de Heere Jezus op de oordeelsdag, zoals beschreven in Mattheüs 25:31-46, niet vraagt naar het ware geloof, maar naar de vruchten daarvan. ‘Toon Mij uw geloof uit uw werken.’ De bedoelde werken zullen Gods kinderen niet onbewust hebben gedaan; wel zijn ze zich er niet van bewust dat ze die aan Hem hebben gedaan. Dat blijkt uit het antwoord van de rechtvaardigen in de verzen 37-39: ‘Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en gespijzigd, of dorstig en te drinken gegeven? En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien en geherbergd of naakt en gekleed? En wanneer hebben wij U krank gezien of in de gevangenis en zijn tot U gekomen?’ Dan zal de Koning antwoorden: ‘Voorwaar zeg Ik u, voor zoveel gij dit één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.’ (vers 40).

Het belang van de betrokkenheid van jongeren bij diaconaat

Bij het woord ‘diaconaat’ denken veel jongeren (en ook ouderen) aan de diakenen in de gemeente. Ze zien hen collecteren en weten dat met de opbrengst van de diaconiecollecte armen dichtbij en ver weg worden geholpen. Maar het diaconaat houdt veel meer in en behoort ook een taak van de hele gemeente te zijn. Daar horen ook jongeren bij!  
Voor veel mensen lijkt het wel alsof ze alleen op de wereld zijn. Ze maken zich niet druk om God en Zijn Woord en ook niet om de naaste in nood. Ze willen geen tijd vrij maken om een zieke buurman te helpen, boodschappen te doen voor een oude tante of met een gehandicapte een wandeling te maken. Het is van groot belang dat jongeren al jong leren om te zien naar mensen die hulp nodig hebben en zich daarvoor in te zetten, omdat de Heere dit in Zijn Woord van ons vraagt.  

Het spreekwoord luidt: jong geleerd, is oud gedaan. Als we jong leren goed te doen aan onze naaste, zullen we dat niet snel afleren.

We kunnen met deze daden van barmhartigheid niet de hemel verdienen. Het gaat om het leren kennen van de Heere Jezus Christus als Borg voor onze schuld en Zaligmaker van zondaren en Hem als de grote Diaken navolgen. Daar hoort de liefde tot en het helpen van de naaste bij. In de Bergrede zegt de Heere Jezus tegen de discipelen en daarin tot al Zijn volgelingen: ‘Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’  

Het spreekwoord luidt: jong geleerd, is oud gedaan. Als we jong leren goed te doen aan onze naaste, zullen we dat niet snel afleren.  

Getuige-zijn – Diaconaat en evangelisatie

Evangelisatie is niet een direct doel van diaconaat, maar gaat er vanzelfsprekend wel mee samen. Wie vanuit de liefde de naaste in nood helpt, kan de drijfveer daarvan niet verbergen: de liefde tot God en de naaste. Het gaat je dan niet alleen om de lichamelijke nood, maar ook om de geestelijke nood van de naaste. We zien dat ook terug bij de eerste diakenen. Zo horen wij de diaken Stefanus getuigen van Christus (Hand. 6:8vv) en treffen we de diaken Filippus als evangelist aan (o.a. Hand. 8:26-40). In het formulier om ouderlingen en diakenen te bevestigen staat aan het eind van het gedeelte over de diakenen ‘dat zij niet alleen met de uiterlijke gift, maar ook met troostelijke redenen uit het Woord van God, aan de armen en ellendigen hulp bewijzen.’ Uiteindelijk is diaconaat ook de ander brengen aan de voeten van Christus. 

‘Verkondig het evangelie, desnoods met woorden.’ -Franciscus van Assisi

De werfkracht van de eerste christenen was niet gelegen in grote woorden, maar in hun dienstbetoon. Ze vielen door de werken van barmhartigheid op in het Romeinse Rijk. Ze zochten hun medechristenen op in de gevangenis en brachten eten en kleren mee. Die gaven ze niet alleen aan hun vrienden, maar ook aan andere gevangenen.  
De middeleeuwse kluizenaar Franciscus van Assisi, die zijn leven toewijdde aan het dienen van God en de naaste, zei over getuige zijn: ‘Verkondig het evangelie, desnoods met woorden.’ Met deze uitspraak maakte hij duidelijk dat het uitdragen van het evangelie niet alleen met woorden, maar ook met daden gebeurt. Volgens Franciscus zelfs vooral met daden. Zo kan door en tijdens het helpen van de naaste gewezen worden op de grote Helper.

Dit artikel is geschreven voor de brochure: Diaconaat voor en door jongeren. De brochure is op te vragen via de Generale Diaconale Commissie. 

Door: Ds. J. Joppe op 30 april 2020


Overzicht