Kerstverhalen

Samen rond het Woord

Kerstverhaal 12-18 jaar

Het was koud en het stormde. De takken van de enorme boom zwaaiden gevaarlijk voor het raam heen en weer. Nienke had altijd al een hekel gehad aan de boom in hun voortuin. Hij belemmerde niet alleen het uitzicht, maar het gaf haar tegelijkertijd ook een slecht gevoel. Wat als hij tijdens een storm als deze omwaaide? Ze rilde en trok de plaid nog wat dichter om zich heen. Ze keek naar het bed dat onder de vensterbank stond. Als ze nu een stukje opzij schoof, zou ze erin rollen, zich opkrullen en in een diepe slaap vallen. Maar dat wilde ze helemaal niet. Nee, de vensterbank was het beste plekje van het hele huis. Hier kon ze in alle rust een kop thee drinken en wegdromen.

De kerkklok sloeg zes keer. Gewoonlijk zou de straat nu volledig tot leven komen, maar het enige wat ze hoorde was het tikken van de takken tegen het huis. Het was 2e Kerstdag, er gingen amper mensen naar het werk. De meeste mensen sliepen lang uit, ontbeten uitgebreid en gingen ’s middags naar een kerstmarkt in de buurt. Nienke was weleens jaloers op die mensen. Zij moest met haar ouders naar de kerk. Na de kerkdienst gingen ze op bezoek bij opa en oma in Friesland en deden ’s avonds een potje scrabble. Nee, het was niet de kerst zoals ze die zou willen. Maar zolang ze bij haar ouders woonde, beslisten die wat zij wel en niet deed. Niet in alles uiteraard. Ze kon best zelf bepalen of ze naar de kerk ging of niet. Op zondag deed ze het, omdat het moest van haar ouders. Doordeweeks of op dagen als deze, wilde ze niet eens de moeite nemen om heen te gaan. Straks zou ze weer moeten liegen of een smoes moeten verzinnen. Ze had al vaak gelogen, maar ze had er geen last meer van. In het begin wel. Toen voelde ze zich altijd vreselijk schuldig. Het stemmetje in haar hart vertelde dat ze niet zo verder mocht gaan. Toch deed ze het, en ze kon er niet meer mee stoppen.

Nienke wreef in haar ogen en liet een langgerekte gaap horen. Ze moest wel een hele goede reden hebben om thuis te blijven, want haar ouders vonden het erg belangrijk om met Kerst naar de kerk te gaan. Zijzelf genoot meer van de kaarsjes en lampjes die overal schitterden. En natuurlijk haar kerstkleding. Ze was meteen dol op het jurkje geweest, toen ze het voor de eerste keer zag. Moeder had natuurlijk weer zo haar bedenkingen. Net niet de goede lengte en best opvallend met alle glitters. Maar gelukkig had ze later – al was het aarzelend – toch met de aankoop ingestemd. En Nienke was er nog steeds blij mee. Donkerrood stond mooi bij haar goudblonde krullen.

Nienke keek op haar wekker en zag dat er nog maar zeven minuten voorbij waren gegaan. Haar blik viel op het tijdschrift naast haar bed. Ze had het vorige week van Evelyn geleend, maar was er nog niet in begonnen. Ze klom van de vensterbank en plukte het tijdschrift van de vloer. Het lampje boven haar verspreidde een gezellige gloed en gaf haar genoeg licht om te lezen. Haar ogen vlogen over de regels en even was ze verdiept in de columns. Tot ze ineens een zin las, die haar deed stoppen. Met schuin gedrukte letters stond er onderaan de pagina: ‘Ben jij gelukkig?’ Ze staarde uit het raam zonder iets te zien. Was ze gelukkig? Ze had lieve ouders en een broer die ze meestal ook wel waardeerde. Vriendinnen had ze in overvloed en ze kreeg iedere dag genoeg te eten. Ze werd moe van het denken en deed het lampje uit. Geruisloos schoof ze onder de dekens, terwijl ze haar hoofd in het kussen drukte. Diep in haar hart wist ze het juiste antwoord, maar ze wilde er niet aan toegeven. ‘Ben jij gelukkig?’ De vraag dreunde in haar hoofd en uiteindelijk viel ze ermee in slaap.

‘Nienke, kom er alsjeblieft zo snel mogelijk uit! We zijn laat!’ Moeder kwam haar kamer binnen en trok de gordijnen open. Nienke kneep haar ogen dicht en trok de dekens op tot het puntje van haar neus. ‘Ik voel me niet lekker,’ mompelde ze. ‘Wat zeg je?’ ‘Ik voel me niet lekker.’ Nienke wist dat ze nu een toelichting moest geven. ‘Mijn keel doet zeer, elke keer als ik slik.’ Om het aan te dikken, kuchte ze zachtjes. Moeder zuchtte. ‘Kom even naar beneden en drink een kop hete thee. Wie weet knap je daar van op.’ Nienke tastte naar haar keel. ‘Als ik eraan zit, doet het ook pijn.’ ‘Kom nu maar gewoon even naar beneden, dan kijken we zo wel verder.’ Moeder wilde er duidelijk niet meer woorden aan vuil maken, en liep de slaapkamer uit. Nienke kwam traag overeind en duwde de dekens naar het voeteneind. Ze had weer moeten liegen, en het zat haar niet lekker. Ze schoot in haar pantoffels en strompelde de trap af.

‘Hè, hè! Het moest niet langer duren.’ Haar broertje tikte ongeduldig met zijn vingers op de tafel. ‘Stil Simon! Ik wil graag beginnen.’ Vader bad voor het eten en nadat het amen had geklonken, viel haar broertje aan op het krentenbrood. Zijzelf dronk alleen een kop thee, zoals moeder dat gezegd had. Simon had natuurlijk weer het hoogste woord. Nienke volgde zijn verhaal niet helemaal, maar begreep even later dat hij het over een les Nederlands van drie weken geleden had. Toen iedereen het eten op had, las vader uit de Bijbel en dankte. Nienke was er met haar gedachten niet bij, zoals eerder onder het ontbijt. De vraag van gisteravond bleef maar in haar hoofd rondspoken. ‘En, Nienke,’ vroeg moeder, terwijl ze de tafel afruimde. ‘Voel je je goed genoeg om mee te gaan naar de kerk?’ Voordat Nienke antwoord kon geven, schetterde Simon er alweer tussendoor. ‘Wat is er dan? Ben je ziek?’ ‘Hou gewoon je mond,’ fluisterde Nienke, om haar keelpijn-smoes voort te zetten. Sven haalde zijn schouders op en verdween in de gang. ‘Ik weet het niet, mijn keel doet best pijn. Het steekt ook een beetje.’ Moeder keek haar even doordringend aan en Nienke probeerde om haar ogen niet neer te slaan. Uiteindelijk slaakte moeder een zucht en gaf haar een knikje. ‘Goed, voor deze keer mag je thuisblijven. Misschien ook beter dat je even niet door die kou gaat. Dat maakt het meestal alleen maar erger.’

Nienke vond het niet nodig om nog iets te zeggen, dus ze draaide zich om en slofte naar de huiskamer. Daar nestelde ze zich in het hoekje van de bank. Vader kwam nog een keer om de hoek kijken en zei dat ze naar de kerk gingen. ‘Je doet geen rare dingen hoor!’ zei hij nog, voordat hij wegliep. De deur viel in het slot en het huis werd in stilte gehuld. Nienke’ s maag begon te rommelen. Ze had bij het ontbijt natuurlijk niets gegeten, en dat begon ze te merken. Ze kon vast wel iets vinden wat haar honger zou stillen. Ze at een cracker met hagelslag en keek ondertussen uit het raam. De straat was gehuld in een kerstachtige sfeer. Bij de buren hingen lampjes in de struiken en een paar huizen verderop stond een grote kerstboom voor het raam. Toen ze zo naar buiten zat te kijken, kreeg ze ineens zin om een flink stuk te lopen. Het was nog maar tien uur, dus ze had nog genoeg tijd. Ze kleedde zichzelf warm aan en pakte de sleutel van het haakje. Met een halfuur moest ze wel terug zijn.

De stoep was glad, en Nienke moest oppassen dat ze niet uitgleed. Ze liep straat in straat uit, zonder echt te zien waar ze liep. Tot ze ineens in de buurt van de grote kerk stond. Ze kon niets zien en niets horen, maar ze wist dat haar ouders daar ergens binnen zaten. Aan de overkant van de straat, vlak naast het gebouw, stond een meisje tegen een boom geleund. Het steile, bruine haar, hing sluik langs haar smalle gezicht. Nienke had wel zin in een praatje, dus ze stak de straat over en liep naar het meisje toe. ‘Hoi,’ zei ze. Het viel stil, want het meisje reageerde niet op haar en keek naar de kerk. Nienke zag een aparte blik in haar ogen. ‘Ik vind het helemaal niks. Ik moet altijd maar mee naar de kerk, en ik was blij dat ik vandaag met een smoes thuis kon blijven,’ vervolgde Nienke. Nu had het meisje wel interesse, want ze draaide zich om en keek Nienke ongelovig aan. Voor het eerst opende ze haar mond. ‘Je bent blij dat je een keer niet heen hoefde!? Ik vind het vreselijk dat ik niet heen kan!’ Nu was het Nienke’ s beurt om verbaasd te kijken. ‘Ik wil je het wel vertellen, maar ik weet niet of je tijd hebt…’ ‘Natuurlijk! Misschien kunnen we gaan lopen, dan worden we niet zo koud.’ Het meisje knikte alleen maar. Na een paar stille seconden begon ze te praten.

‘Ik ben Sophie en ik kom uit Amsterdam. Een paar maanden geleden kreeg mijn vader te horen dat hij ziek was geworden van de vieze stoffen uit de lucht. We moesten verhuizen naar een dorp. En toen zijn we hier terecht gekomen. Eerst vond ik het vreselijk, want ik moest alles en iedereen achterlaten. Maar toen we hier een paar weken woonden, begon ik er langzaam aan te wennen, en kreeg ik oog voor andere dingen. Zo was het elke zondag stil op straat. Dat was ik in de stad niet gewend. Ik kwam erachter dat de meeste mensen naar een of andere kerk in de buurt gingen. Ik heb een paar keer staan luisteren, en was verbaasd. Het was niet zoals de meiden op mijn school erover praatten. Ze hadden me altijd vertelt dat het verschrikkelijk was om naar de kerk te gaan en dat alles daar veel te streng was. Je mocht geen broeken aan, geen make-up en zelfs nog niet stappen. Nu was ik echt een meisje-meisje die hier allemaal van hield. Ik heb vaak gespijbeld op school, omdat ik graag in de stad ging shoppen. Mijn vriendinnen zaten op een ander niveau en hadden andere uren vrij dan ik dat had. Daarom heb ik me al snel op hun schema aangepast. Een van mijn vriendinnen heeft me verschillende keren ziekgemeld onder de naam van mijn moeder. Zo kon ik met een gerust hart naar de stad. Maar toen moest ik afscheid nemen van dat alles. In een dorp kon je niet shoppen, niet stappen en nog veel meer dingen niet. Ik begreep de mensen hier niet. Je kunt toch geen meisje-meisje zijn zonder make-up, oorbellen en al die dingen. Maar ik kwam erachter dat dat zeker wel kan. Ik heb mijn broeken aan een goed doel gegeven en ging alleen nog maar rokjes en jurkjes dragen. Ik liet mijn oorbelgaatjes dichtgroeien en ging op zondag stiekem naar de kerk om te luisteren. Maar daar zijn mijn ouders dus achter gekomen. En ze verboden het me om op zondag uit huis te gaan. Nu heb ik gelukkig een tijdje geleden de perfecte oplossing gevonden. Ik heb verkering gekregen met een jongen uit deze kerk. Mijn ouders weten dat ik een vriend heb, maar ze denken dat hij onchristelijk is. Nu ga ik elke zondag zogenaamd naar hem toe. En dat is een mooie reden om hier te gaan luisteren.’

Ze stopt even met haar verhaal en geeft zo Nienke de gelegenheid om haar vraag te stellen. ‘Waarom ga je dan niet naar binnen als je zo graag wilt luisteren?’ Daar had Sophie wel een antwoord op. ‘Ik wil niet dat mensen mij zien. Velen kennen mij als ‘het stadse meisje’ dat een hekel had aan de kerk. Nee, ik kan dat echt niet doen!’ Nienke wilde nadenken over wat Sophie haar net allemaal had verteld, maar die trok haar mond alweer open en begon te praten. ‘Weetje, ik ga wel weer, want de kerk is bijna uit en ik wil niet dat iemand mij hier ziet.’ Sophie wilde zich omdraaien, maar Nienke pakte haar arm. ‘Hé, wacht nou even. Je mag wel met mij mee, als je dat wilt.’ ‘Met jou mee? Maar we kennen elkaar helemaal niet en ik weet niet of je ouders…’ Nienke onderbrak haar in haar woordenstroom. ‘Kom op! Ik ken je nu wel zeker tien minuten en mijn ouders maakt het absoluut niet uit als ik iemand mee naar huis neem.’ Sophie gaf aarzelend toe en liep met Nienke mee. ‘Je moest zeker wel een hele goede smoes hebben om thuis te blijven?’ vroeg Sophie onderweg. ‘Nee hoor,’ zei Nienke. ‘Keelpijn en vreselijk schor, dat kan al werken.’ ‘O.’ Sophie zweeg en er werd de hele weg niets meer gezegd.

De deur werd opengegooid en Sven stormde de kamer binnen. Nienke en Sophie zaten gespannen naast elkaar op de bank. ‘Weetje Nien, we zaten helemaal achteraan, want…’ Toen hij Sophie zag zitten stopte hij met praten. ‘Wie is dat?’ vroeg hij verbaasd. Nienke schraapte haar keel. ‘Dit is Sophie, ik kwam haar net tegen.’ Nienke wist dat het heel krom klonk, maar ze wilde haar broertje niet alles uitleggen. Toen haar ouders binnenkwamen, stond ze voor een groter probleem. ‘Zozo, wie hebben we daar?’ Vader trok zijn stropdas los en hing hem over een stoel. Nienke wilde Sophie opnieuw gaan voorstellen, maar die stond zelf op en stak haar hand uit naar Nienke’ s vader. ‘Dag meneer, ik ben Sophie van Leeuwen. Nienke en ik kwamen elkaar toevallig tegen.’ Ze draaide zich om en knipoogde naar Nienke, die zenuwachtig met haar voeten wiebelde. Nu was het aan vader om zijn dochter verbaasd aan te kijken. ‘Wacht, ik begrijp het niet meer. Gerdien, zet de koffie maar aan en kom eens luisteren naar het verhaal van deze meiden.’

‘Oh, Nienke! Je mag niet zo’n grote!’ Sven prikte een stukje vlees aan zijn vork. ‘Kijk, die van mij is veel kleiner!’ ‘Nou, dan pak je er toch lekker twee!’ kaatste Nienke terug. Sven zuchtte, maar prikte toch een tweede stuk aan zijn vork. Nienke haalde haar schouders op en sneed een stukje van haar kip. Mmm, het was lekker mals. Naast haar zat ook Sophie te genieten van het heerlijke eten. Ze hadden het gourmetstel tevoorschijn gehaald en nu zaten ze gezellig rond de tafel. De waxinelichtjes voor het raam gaven een warme sfeer. Sophie had naar huis gebeld en haar ouders verteld hoe het zat. Gelukkig mocht ze blijven eten. Genietend keek Nienke de tafel rond, terwijl ze een nieuw stukje vlees aan haar vork prikte. ‘Nienke, wil je de Bijbel even aangeven?’ Vaders stem klonk eerbiedig tijdens het lezen. Na de laatste woorden sloeg hij de Bijbel dicht. ‘Zo zien we maar. Er kan van alles op ons pad komen, maar het belangrijkste is dat we in alle tijden Gods Woord nog mogen hebben. En ook een wonder dat we hier zo samen om dat Woord mogen zitten.’ Terwijl hij dat zei, dwaalden zijn ogen naar Sophie. ‘Dan zou ik nu graag de maaltijd willen eindigen met het gebed.’ Nienke sloot haar ogen en dacht na over wat haar vader net had gezegd. Ja, ze hadden Sophie in hun hart gesloten, maar haar hart was ook nog voor iets anders geopend. En dat was veel belangrijker dan vriendschap.

Dit verhaal is het resultaat van een kerstverhalenwedstrijd die we in 2020 samen met de JBGG, HJW en LCJ organiseerden. 


Overzicht