Psalmdichter Asaf stelt aan God de vraag: 'waarom'?
Wie de Psalmen leest, kijkt als het ware in de spiegel. De Psalmdichters gaan geen moeilijke vragen uit de weg.
Ze leggen hun hart in de tekst. Rauw, ongepolijst, alsof het over je eigen leven gaat. Vanuit het diepe bewustzijn dat we niet leven voor onszelf, maar in de werkelijkheid van God.
En juist dat bewustzijn, doet diep vanbinnen geregeld tegengestelde krachten opspelen. Enerzijds vertrouwen op God. Anderzijds de vertwijfelde vraag: ‘Maar God, als U dan die goede God ben die ik belijd te dienen, waarom overkomen mij deze dingen dan, nog zoveel erger dan anderen. Mijn, God, waarom?’
Asaf werd bij het schrijven van Psalm 73 overweldigd door het onrecht waarmee hij te maken had. Zo erg, dat hij bijna uitgleed. ‘Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken.’ (Ps. 73: 2) Door de kracht van de verzoeking die hem overkwam, stond Asaf op het punt om onderuit te gaan. Je kunt hier ook vanuit het Hebreeuws vertalen ‘uitgegoten’, zoals water dat uitgegoten wordt op de aarde. Dat loopt alle kanten op, zodat het uiteindelijk onherstelbaar verloren gaat. Hij stond op het punt om dolgedraaid door de omstandigheden, het geloof en God overboord te zetten
‘Heb ik tevergeefs mijn hart gezuiverd en mijn handen in onschuld gewassen?’ (Ps. 73: 13)
Zowel vanbinnen (hart) als vanbuiten (handen) heeft Asaf oprecht de Heere willen dienen. Dat was geen schil om zich mooier voor te doen die hij was. Nee werkelijk, van binnenuit, heeft hij met vallen en opstaan geprobeerd oprecht te leven..
Maar elke morgen weer (Ps. 73: 14) zijn Asafs omstandigheden hetzelfde. Zwaar, moeizaam en vaak zo vol onrecht. Het drukt hem neer. De schrille tegenstelling tussen succesvolle goddelozen enerzijds en anderzijds lijdende gelovigen, doet hem stilvallen. Hij begrijpt het niet meer. ‘Mijn God, waarom…?’ Diep vanbinnen woedt deze stille strijd voort. Spurgeon: ‘Smeulend vuur in het binnenste woedt erger, dan wanneer de vlammen kunnen uitslaan uit de mond.’
Asaf beseft pas hoe het er werkelijk voor staat als hij Gods heiligdom binnengaat. Hij ziet op het einde van de goddelozen en beseft dat zij op weg zijn naar de ondergang. Hoe anders is dan zijn verwachting! De Heere vatte Asafs rechterhand toen hij onderuit dreigde te gaan (Ps. 73: 23). Want de Heere laat niet los wat Zijn hand begon.
Psalm 73 werd geschreven vanuit het perspectief van Gods kind. Wanneer wij niet geborgen zijn achter Zijn bloed, dan bevinden we ons in de positie van de hoogmoedige tegenstanders van Asaf.
Ik geloof dat we met onze waarom-vragen terecht kunnen bij de Heere. Het maakt echter wel verschil vanuit welk perspectief je deze vraag stelt. Als iemand die de Heere door genade dient, of als voor iemand die ten diepste vreemd is aan Hem.
Alleen wie weet van verlossing om Christus’ wil, kan werkelijk troost putten uit hemels perspectief. Dat geeft vreugde, nu al.
‘Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde.’ (Ps. 73: 25)
De hemel als zodanig is niet de diepste vreugde, het verblijven in Gods aanwezigheid dat geeft de werkelijke vreugde. Zoals Luther aangeeft: ‘Wenn ich nur Dich habe, zo frage ich nichts nach Himmel und Erde’