Persoonlijke brief aan jongeren
Een persoonlijke brief aan jou.
Beste jongere,
Wellicht ben ik voor jou één van die volwassenen die z’n best doet om jouw leven te snappen, maar telkens door de mand valt. Je haalt je ene wenkbrauw even op en glimlacht welwillend naar me. Zoals pas nog gebeurde. Dat meisje had gelijk. Ik had wel ongeveer een idee waarover we spraken, maar mijn reactie schoot net naast het doel. Zullen we dan gelijk maar een laag dieper afsteken? Je series, games en sterren kan ik hooguit benoemen, maar het merendeel gaat aan me voorbij. Dat komt omdat ik geboeid raakte door Iemand die dat allemaal overstijgt. Daar wil ik het met je over hebben.
Geloof enzo
Je ondergaat wekelijks twee preken en geregeld de catecheselessen. Voor jou is dit wellicht een eiland in je leven, dat van ‘geloof enzo’. Voor mij is het mijn hele bestaan. Niet zozeer die preek en catechese, als wel het besef dat we leven voor Gods aangezicht. Ons leven is van Hem. Hélemaal. Ons ongevormd begin zag Hij, kende Hij, schiep Hij.
Ik merk dat je geregeld met dit leven omgaat alsof alleen wat zichtbaar is, telt. Begrijpelijk, want wellicht leven je ouders of anderen dit zo voor. Je moet goed studeren, hard werken en carrière maken. Want dán kom je ergens. Trouwens, dat is op zichzelf nog waar ook. Op deze aardbol, weliswaar.
Mollenleven
Wellicht lijk je op een mol. Dat dier is gemaakt om mol te zijn. Hij graaft door de grond en leeft daar zijn bestaan. Voor hem is de grond zijn wereld en het donker zijn uitzicht. Daar heeft een mol genoeg aan. Hij leeft er een gelukkig mollenleven. Tot hij sterft, of in een klem raakt, dan is het allemaal voorbij. Over en uit.
Jij bent echter niet gemaakt om mol te zijn. De Westminster Catechismus leert dat wij mensen bedoeld zijn ‘om God te loven’. Nu en straks voor eeuwig. Ons bestaan richt zich niet enkel op hier en nu, maar is een leven voor Gods aangezicht. We zijn niet opgesloten op deze aardbol, maar leven in Gods werkelijkheid. Waarbij Hij op ons betrokken is. Je bent niet gemaakt voor een mollenleven. God schiep je als mens, om voor Hem te leven!
Ogen open
We hebben niet alleen de neiging om een mollenleven te leiden, maar gedragen ons ook nog eens vijandig tegenover onze Schepper. Dat ontdek je wanneer Hij je ogen opent, door het werk van de Heilige Geest. Dat is ook mijn ervaring. Dan zie je hoe vlekkeloos heilig Hij is; en hoe zondig jij je daartegenover gedraagt. Wie God niet dient, is niet zonder meester. Dan dien je de duivel. Basilius, iemand die lang geleden leefde, wist hoe de duivel jou dan bezighoudt: ‘Hij gebruikt onze eigen lusten en verlangens als wapens om tegen ons te vechten.’ De duivel houdt ons het liefst zorgeloos in een mollenbestaan, beneveld door de zonden. En als we wakker worden, dan gebruikt hij onze verlangens verhevigd tegen ons.
Trouwens, bijna duizend jaar geleden begreep Willem van Saint-Thierry (1075-1148) dat ook al. Hij zei: ‘Uit zichzelf bezit de mens alleen de vrijheid om te zondigen; met die vrijheid zondigen allen die zondigen om het genot, of uit liefde voor het kwaad.’
Augustinus (354-430) leefde misschien een ruiger bestaan dan jij. Hij had een vriendin waar hij ongetrouwd mee samenwoonde en onderhield als jongeman wisselende relaties. Of, lijkt hij toch op jou? Live, of digitaal? Als de Heere hem aan zijn zonden ontdekt, horen we Augustinus roepen: ‘O Heere, keert U mijn zinnen (verlangens) af van het bedenken van de dingen die zij mijn ziel voorwerpen, welke vuile en schandelijke wellusten hebben zij mij voor ogen gesteld!’
Terug naar God
Augustinus’ geestelijke vader Ambrosius (339-397) beschrijft in het boek ‘Het zien op Jezus’ wat daarop volgt: ‘Eindelijk is er na deze strijd een plasregen van tranen van hem gekomen, en zichzelf nederwerpende op de aarde onder een vijgenboom, riep hij overluid: ‘O Heere! Hoe lang zal ik zeggen: morgen, morgen? Waarom niet heden, Heere? Waarom niet heden? Waarom zal niet dit uur het einde zijn aan mijn vuil leven’.
Direct daarna hoorde hij een stem als van een jongetje of meisje, aanhoudend zingend: ‘Neem op, en lees! Neem op, en lees!’ En daarop zijn Bijbel openende, die bij hem gereedlag, las hij in stilte het eerste hoofdstuk, dat hem zelf voor kwam, waarin geschreven stond: “Laat ons, als in de dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen en dronkenschap, niet in slaapkamers en ontuchtigheden; niet in twist en nijdigheid; maar doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden.” (Rom 13: 13-14)
‘Verder dan deze spreuk wilde ik (zegt Augustinus) niet lezen; maar het was ook niet nodig, want terstond evenals of er een licht in mijn ogen opgegaan was, was alle duisternis van twijfelmoedigheid verdwenen.’ Zijn oog was nu afgewend van zijn wellusten en was daarna altijd gericht op Jezus.’1
Zien op Jezus
Hoewel ik je leefwereld niet helemaal peilen kan, weet ik wel waar we elkaar kunnen vinden. Aan Jezus voeten. Als er voor mij genade beschikbaar is om Christus’ wil, dan voor jou zeker. Roep met Augustinus om behoud!
Ambrosius laat je zien Wie werkelijk toekomst geeft: ‘Laat een hoogmoedig mens roemen in zijn eer, een machtige in zijn kracht, een rijke in zijn welvaart. Maar een christen mag zich gelukkig noemen, alleen gelukzalig, werkelijk gelukzalig, volkomen gelukzalig in het aanschouwen van Christus. In het genieten van Christus. In het hebben van Christus. In het zien op Jezus.’
Hartelijke groet,
Steven Middelkoop
Senior Jeugdwerkadviseur
PS: Ik heb nog een tip voor je. Download ‘Het zien op Jezus’ van Ambrosius gratis als PDF. Het is goud!