Op handen gedragen
Er is oproer op het Tempelplein. De mensen dringen op één man aan. In het rumoer gaan de woorden die deze man spreekt verloren. Het schuim staat op hun lippen en hun ogen flikkeren boosaardig. Nog even en ze zullen hem vermoorden!
Plots baant zich een groep Romeinse soldaten een weg door de massa. Ze trekken de man los en dragen hem op hun handen, boven de meute uit, de trappen op om hem in de burcht in veiligheid te brengen. Echter, bovenaan spreekt de man de massa toe. Hij noemt hen ‘zijn broeders’!
Het lijkt een verhaal uit een spannend boek, maar je kunt dit lezen in Handelingen 21. Deze soldaten droegen Paulus op handen. In dit verhaal betekent dat ‘in veiligheid brengen’. Wat die heidense soldaten met Paulus deden staat ook in Psalm 91: “Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u […] op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.”
Ken je die tekst? De duivel probeerde er de Heere Jezus mee te verleiden tot roekeloosheid. Maar dát is de bedoeling van deze tekst niet! De Heere gebruikt Zijn engelen om Zijn kinderen te bewaren. Heb je daar weleens over nagedacht? Zo goed is Hij voor Zijn kinderen. Engelen zijn Gods dienstknechten; soms maakt Hij gebruik van mensen die Hij dit werk laat doen. Paulus heeft dat ervaren toen hij gered werd door deze Romeinen.
Bovenaan die trap keek hij die menigte aan, schold niet, maar was bewogen over zoveel haat tegen de Heere Jezus. Daarom wilde Paulus zijn volksgenoten toespreken en een goed woord van Christus vertellen. Paulus droeg ook Iemand op handen: de Heere Jezus. Hier betekent dat ‘iemand verhogen of aanbidden’. Er is er maar Eén Die je zó op handen mag dragen! De engelen gaan ons daarin voor.