Looft God!
Elf keer. Zo vaak staat het woordje loof in psalm 150. Elk vers, bijna elke zin, begint met het woordje loof. Het woordje halleluja betekend daarnaast ook Looft God. De psalm begint en eindigt met halleluja, dus als we deze twee keren meetellen komen we op dertien. Dertien keer. Dertien keer het woordje loof. In een psalm met zes verzen. Dan moet het wel iets belangrijks zijn, God loven.
Waarom is het zo belangrijk? Dat vraagt de dichter van psalm 150 zich ook af. En daarnaast vraagt de dichter zich nog wat meer dingen af over dat loven en prijzen. Je kan de psalm opdelen in een aantal stukken. Deze verschillende delen geven antwoord op een aantal vragen. In het eerste vers gaat het over waar God is en waar we Hem moeten loven. In het tweede vers vertelt de dichter waarom we God moeten loven. In het derde tot vijfde vers waarmee en in het laatste vers wie God moet loven.
Vervolgens geeft de psalm ook antwoord op deze vragen. Waar moet God geprezen worden? Overal. In Zijn heiligdom, in de kerk. En buiten zijn heiligdom, buiten de kerk. Waarvoor moet God geprezen worden? Overal voor. Voor zijn machtige daden en voor zijn grootsheid. We moeten God dus niet alleen loven voor wat hij heeft gedaan, maar voor wat en wie Hij is. Hoe moeten we Hem dan eren? Op alle manieren. Met alle middelen die je hebt. En wie moeten Hem dan loven? Iedereen. Iedereen die adem heeft. Daar komt niemand onderuit.
En wat doe je dan, als je looft? Het woordje loven komt van het woordje prijzen. Dat heeft de betekenis van op waarde schatten. Ergens waarde aan hechten. Ergens waardering voor hebben. Iets belangrijk vinden. De juiste waarde hechten aan God. In het woordje loven zit ook het woordje roemen, aanzien en glorie. Al deze woorden hebben iets van ontzag en blijdschap in zich.
Het is belangrijk om te realiseren dat dit de laatste psalm is. In veel van de achterliggende psalmen gaat het over verdriet. Over pijn en moeite. In veel psalmen beschrijven dichters hun vragen en moeilijkheden. Dichters vragen zich af waar God is en soms zijn de psalmen ronduit hopeloos. Maar aan het einde van het psalmboek slaat dit om. De laatste vijf psalmen zijn allemaal lofpsalmen. In geen van de psalmen gaat het over de dichter zelf, of over pijn of verdriet. De laatste vijf psalmen gaan alleen over God. En de laatste van deze vijf, psalm 150, is de kroon op deze lofpsalmen. En soort laatste uithaal, een laatste aansporing. Looft God! En niet een keertje. Niet even tussendoor. Maar altijd. Overal. Iedereen. Halleluja!