Klappen en juichen voor de Koning
Stiekem keek ik rond in de kerk. Zou ik? Zouden anderen hetzelfde idee hebben? Kan het voor deze keer? Toch maar niet… Keurig bleef ik stilletjes zitten, ook al zong ik luidkeels mee met de psalm.
Ik kan het me nog goed herinneren: Hemelvaartsdag, een paar jaar geleden. Psalm 47:1 stond op het programma om te zingen: “Juicht, o volken, juicht! Handklapt en betuigt onze God uw vreugde!” Tijdens de preek – over dezelfde psalm – had de dominee dit juichen en klappen in de handen besproken. Dat we dat niet zo gewend zijn ‘in onze traditie en onze cultuur’, maar dat juichen en applaudisseren wel degelijk bij het loven van God kan horen en niet oneerbiedig hoeft te zijn. Sommige mensen begonnen wat ongemakkelijk te schuifelen, want, inderdaad, deze manieren van loven zijn we niet gewend.
Maar natuurlijk, voegde de dominee - tot opluchting van deze mensen - toe, kan je ook juichen in je hart. En uiteraard kan je de HEERE prijzen zonder daarbij in je handen te klappen. Terwijl je eerbiedig en rechtop in de kerkbank zit. Dus dat was wat ik deed, net als ieder ander gemeentelid.
Laat ik duidelijk zijn: ik vind absoluut niet dat we orde, rust en eerbied tijdens de kerkdienst overboord moeten gooien. Die zaken zijn juist heel goed! Tegelijkertijd denk ik wel dat het goed is om soms verder te kijken dan onze eigen gewoontes. Psalm 47 laat ons namelijk zien dat het loven van God niet altijd volgens de gebaande paadjes van onze Nederlandse, reformatorische cultuur hoeft te gaan. In vers 2 lees je de tekst waarop de berijming is gebaseerd: “Alle gij volken, klapt in de hand: juicht Gode met een stem van vreugdegezang”. Woorden in Engelse vertalingen klinken nog sterker: daar wordt gesproken over ‘uitschreeuwen met vreugdegezang’ en ‘roepen met de stem van overwinning’. Zoiets als het gejuich door het volk Israël bij de ineenstortende muren van Jericho. De reden? Omdat de HEERE Koning is (vers 3).
Ook in andere lofpsalmen wordt het juichen benoemd in het loven van de Heere God (bijvoorbeeld Psalm 96, 67:5, 71:23). Het klappen in de handen komt ook vaker terug. Je kunt bijvoorbeeld lezen over bergen die zullen juichen en bomen en rivieren die in de handen zullen klappen (Jes. 55, Psalm 98).
En wat te denken van het welbekende moment waarop de ark wordt teruggebracht naar Jeruzalem (2 Sam. 6). Koning David loopt – nee, springt en huppelt! – voorop en het hele volk juicht. “En David huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN (…) Alzo brachten David en het ganse huis Israëls de ark des HEEREN op, met gejuich en met geluid der bazuinen.”
Juichen, klappen, huppelen en springen. Allemaal niet gangbaar in ‘onze kringen’. Maar soms wel uiting van de “onuitsprekelijke en heerlijke vreugde” in Jezus Christus (1 Petrus 1:8). Omdat Hij Koning is. En daar gaat het om: om Hem. Om vreugde. Ongeacht of je stilzit met verwondering in je hart of wel zou willen rondspringen en klappen van blijdschap.