Kerstverhalen

Het grootste geheim

Kerstverhaal 12-18 jaar

Met zijn muts diep over zijn oren en zijn kraag hoog opgetrokken loopt Jacob door de straat in zijn dorp. Het is stil op de weg, ook al is het middag. Jacob is op weg naar een stokoude vriend. Elke week bezoekt hij hem. Dan praten ze over de grote zorgen van land en volk.

Vandaag heeft hij een pakje roggebrood bij zich. Hij draagt het als een gouden schat in zijn binnenzak. De wind snijdt in zijn gezicht, ijzig koud is het de laatste dagen. Het is eind december dus dan kan je het verwachten.

Diep in gedachten verzonken overdenkt hij hoeveel bekenden hij nu al verloren heeft sinds het begin van de oorlog in 1940. Hij komt uit een Joodse familie en die wil Hitler uitmoorden. Gelukkig leven zijn ouders nog, met z’n drieën zijn ze ondergedoken.

Nu is het december 1944 en de oorlog lijkt nog steeds te verergeren of… zal het erger lijken omdat iedereen verzwakt is door het tekort aan eten en de spanning?

Plots ziet hij in de verte een groep Duitse soldaten aankomen, hij schrikt geweldig! Als ze hem opmerken en hem pakken dan betekent dat zeker zijn dood! Hij kan het niet laten merken dat hij bang is, als hij nu zou terug lopen zou dat opvallen, dus Jacob probeert zo rustig mogelijk door te lopen. Net doen of er niets aan de hand is! Met zijn linkerhand trekt hij de kraag van zijn jas nog hoger en houdt hem goed dicht, hierdoor valt zijn arm over de Jodenster die hij op zijn jas moet dragen. Dan kunnen ze die in ieder geval niet zien.

Vanuit zijn ooghoeken houdt hij het groepje in de gaten, de soldaten zijn druk in gesprek met een man die er tussen loopt. Gelukkig, dan hebben ze geen aandacht voor hem!

Maar dan…zijn hart klopt in zijn keel van schrik! Hij ziet dat die man de broer van zijn vriend Bertus is. Zou hij vriendjes zijn met de vijand? Nee dat kan niet!

Razendsnel gaan zijn gedachten terug naar vroeger. Bertus was zijn vriend op de lagere school, zijn vader is de groenteboer van het dorp. Hij vond het altijd fijn om bij hem te spelen, zijn ouders waren hele aardige mensen. Ze zijn christelijk en gaan naar de grote kerk in het dorp, maar dat vind Jacob niet erg en zij accepteerden hem ook als Jood. Regelmatig mocht hij bij hun eten. Bertus vader las dan uit de Bijbel voor over de Heere Jezus die geboren was voor zondaren. Dat maakte best wel eens indruk op hem, maar dat was nu zo’n tijd geleden eigenlijk een beetje weggezakt. Ook mocht hij weleens bestellingen rondbrengen met Bertus, dat vonden ze heel leuk, dan moesten de klanten betalen en dan mochten zij met het geld terug naar vader. Dan voelden zij zich echt stoere jongens.

Hij herinnert ook nog dat Bertus weleens zei dat zijn oudere broer soms helemaal niet aardig was, vaak zat hij op zijn kamer en speelde met niemand. Bertus zei dan: hij is een beetje apart.

En nu…liep die broer tussen die groep Duitsers. Zag hij het wel goed, hij kan het bijna niet geloven. Zal hij stiekem achterom kijken?

Jacob draait zich een klein stukje om zodat hij de weg achter zich ziet.

Vreselijk! Hij ziet tot zijn grote schrik dat de soldaten zich omkeren. Wat moet hij? Hij hoort de soldatenlaarzen hard op de weg klikken. Hij weet het zeker, ze komen op hem af! Die broer van Bertus heeft hem herkend! Wat een valserik! Een verrader is hij!

Jacob weet niets anders te doen dan het op een lopen te zetten, zo hard hij kan. Maar hij hoort ook de zware voetstappen van de Duitse soldaten achter zich, hij weet zeker dat ook zij zijn gaan rennen.

Daar ziet hij een steegje, achter huizen langs, als hij daar nou eens in holt. In dat steegje zit een bocht en dan kan hij misschien net op tijd aan de andere kant er weer uit zijn voordat de soldaten om de bocht komen. Dan weten ze niet welke kant hij op is. Hij zal dan proberen zo snel mogelijk een andere bocht om te hollen. Dan is hij zeker uit het zicht!

Jacob holt, het zweet druipt ondanks de snerpende kou van zijn gezicht. Maar dan….oh wat schrikt Jacob! Het steegje loopt dood. Je kunt er aan de andere kant niet uit, je loopt aan het eind tegen een muur van een schuurtje. Hij is in de val gelopen zonder dat hij het wist. De soldaten achter zich, de muur voor zich!

Nu wordt hij gevangen hij weet het zeker, want terug kan hij niet dan loopt hij zo in de armen van de soldaten.

Nu wordt ook hij, net als zijn familie, doodgeschoten of op transport gezet naar een concentratiekamp.

Hij ziet geen uitweg meer! Vreselijk, hij mindert zijn vaart.

Wacht….als hij nu eens over die schutting heen klimt, misschien kan hij via de tuin van dat huis weer wegkomen! Hij kan het zeker proberen, wie weet….kan hij zijn achtervolgers nog te vlug af zijn!

Jacob neemt een sprong, grijpt de bovenkant van de schutting, zet zijn voeten tegen het hout, klautert naar boven en duikt er over heen.

Mevrouw Visser gaat koffie drinken en daarna zal ze eens kijken wat ze zal eten vanavond.

Veel eten heeft ze niet, ze moet het met kleine beetjes doen. Het eten is schaars, af en toe kan ze wat op de bon krijgen. Ze probeert zo zuinig mogelijk te leven, want als de bonnen op zijn dan heeft ze niets meer. Het beetje spaargeld wat ze nog heeft wil ze graag bewaren, je weet maar nooit waar je het eens voor moet gebruiken.

Mevrouw Visser woont in een mooi huisje. Haar man werkt op een baggerschip en is vaak weken, ja weleens maanden weg om rivieren of havens uit te baggeren. Dan scheppen ze zand weg zodat het water dieper wordt voor de scheepvaart.

Steeds naar huis komen kan niet, dat zou teveel tijd kosten en vaak is het ook te ver om even naar huis te gaan. Ook wordt haar man met zijn baggerschip weleens naar andere landen geroepen om daar werk te doen. Hij is altijd blij als hij werk heeft, aan het eind van de klus brengt haar man dan wat geld mee wat hij verdiend heeft. Genoeg om van rond te komen. Ze zijn tevreden.

Mevrouw Visser was nog jong toen de Heere haar een nieuw hart gaf, haar zonden werden vergeven.

Toen heeft Hij gesproken:

Looft Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,
Hoeveel het zij, genadig wil vergeven.

Mevrouw Visser zou ook niet ontevreden durven zijn, zij weet dat de Heere voor haar en haar man zal zorgen. Het is meerdere keren gebeurt dat als de nood hoog was geen eten in de kast, er een envelop met geld door de brievenbus kwam. Wie het bracht wist mevrouw Visser niet.

Of de groenteboer van het dorp kwam om wat overgebleven groente of fruit brengen. Betalen was niet nodig: “Ik kan het toch niet meer verkopen” zei hij dan.

Mevrouw Visser heeft nu al 4 jaar haar man niet gezien, net voor de oorlog uitbrak was hij naar een haven in Australië vertrokken om die uit te baggeren. Door de oorlog kon hij niet terugkomen, dat zou betekenen dat hij gelijk moesten gaan werken in Duitsland. En daar heeft hij geen zin in, voor de Duitsers werken onder nare omstandigheden dat nooit..!

Dus geld kwam er ook al 4 jaar niet meer binnen, wel heel af en toe een briefje van haar man. Daarin vertelde hij hoe het ging en vroeg hij naar haar omstandigheden. Veel kon ze dan niet aan hem terug schrijven, stel je voor dat iemand het zou lezen en er kwaad mee wilde. Je moest in deze tijd zo uitkijken voor alles. De vijand werd steeds meer in het nauw gedreven, ze verloren steeds meer macht en daardoor werden ze alleen maar bozer.

Wel vertelde ze dan dat de Heere haar geen enkele dag vergat en ze tot nu toe nog altijd wat te eten had gehad, al was het niet veel.

Mevrouw Visser loopt naar haar kelderkast en ziet de nu echt bijna lege planken. Een beetje rijst zal ze koken en dan het restje soep van gisteren eroverheen.

Even loopt ze terug naar haar stoel, en zingt biddend in haar hart:

Sla op mijn ellenden d’ogen,
Zie mijn moeite, mijn verdriet!

En ook: ‘k Wacht op U in mijn ellenden,
Laat Uw hand, in tegenspoên,
Israël, ja ook mij Heere, verlossing zenden.

Plots schrikt ze op. Wat was dat? Een harde bonk, het kwam van buiten. Ze schiet overeind en ziet een man in haar achtertuin verwilderd om zich heen kijken. Hij komt hard naar haar achterdeur lopen en wenkt haar. Ze ziet in de gauwigheid een Jodenster op zijn jas.

Zo snel ze kan loopt ze naar haar achterdeur, deze man moet in gevaar zijn. Dat kan niet anders. Ze ziet het aan zijn grote angstogen en het zweet op zijn gezicht. Hij heeft hulp nodig!

Ze doet de deur open en zegt: “Kom gauw binnen”. Ze denkt niet eens na of het wel vertrouwd is. Naastenliefde brengt haar tot deze daad. En zeker voor het Joodse volk

De man zegt, verstrooid om zich heen kijkend, hortend en stotend: “Ik word achtervolgt door Duitse soldaten”.

Mevrouw Visser bedenkt zich geen moment, deze jonge man moet verstopt worden maar waar? Ze heeft nergens zo snel een schuilplaats. En elke seconde telt, de soldaten zullen snel hier ook zijn.

Ze loopt naar haar lege kelderkast, doet hem open en zegt: “Ga hier maar in!”

Snel sluit ze de kast weer. Nu moet ze heel rustig blijven. Net doen of er niets aan de hand is. Ze loopt naar de keuken en zet water voor de rijst op.

Ze heeft in eens een GEHEIM!

Ondertussen is er weer een gebed in haar hart: Heere, help mij en deze jonge man. Wilt U er voor zorgen dat hij niet gevonden wordt. Laat de soldaten mijn huis voorbij lopen ook al lopen zij ook al in het steegje. Dat ze niet hierheen komen. Heere, U weet van de omstandigheden af waar ik ineens in zit. Wilt U mijn en zijn Redder zijn?

Bonk, krak….verschrikt kijkt mevrouw Visser naar buiten. De deur van haar poort wordt met geweld open getrapt. Een groep Duitse soldaten stampt haar tuin in en loopt direct naar haar keukendeur.

“Öffne diese Tür!” roept de aanvoerder van de groep. Uiterlijk kalm, maar inwendig zeer geschokt doet mevrouw Visser de deur open.

“Wo ist der Jude? Er muss hier sein” Brutaal kijkt hij haar aan.

Mevrouw Visser bidt: Heere, help! Verder komt ze niet want de Duitser geeft haar een duw: “Du musst ihn gesehen haben, Wo ist er?

Mevrouw Visser durft niet te jokken, ze weet dat dat niet mag van de Heere. Ze probeert al haar zenuwen de baas te zijn en zegt met opgeheven gezicht: ‘” Daar in die kast!”

De Duitsers duwen haar tegen het aanrecht, er worden commando’s gegeven en ze stampen haar huis in. Eén soldaat wordt opgedragen bij mevrouw te blijven in de keuken en haar in de gaten te houden. Ze lopen het hele huis door, overal een spoor van hun vieze laarzen achter latend. Ze kijken achter de bank, onder bed, op de zolder, in de wc en waar ook maar ruimte zit. Ze worden hoe langer hoe hardhandiger want….ze kunnen hun prooi niet vinden.

Mevrouw Visser staat uiterlijk kalm in de keuken, als ze naar buiten kijkt ziet ze een jongeman staan in de achtertuin. Hé ziet ze het goed? Is dat niet die stille zoon van de groenteboer? Met dat ze kijkt draait de jongen zich gauw om, hij wil niet herkend worden.

Diepe rimpels komen op het voorhoofd van mevrouw Visser. Zou het echt waar zijn? Zou hij bevriend zijn met de Duitsers? Zou hij zijn dorpsgenoten kunnen verraden? Wat erg, zeker ook voor zijn vader en moeder! Een zucht stijgt in haar hart omhoog voor deze arme jongen: Heere, laat hem op tijd inzien waar hij mee bezig is!

Jacob zit diep in elkaar gedoken in het uiterste hoekje van de kast. Zijn hart bonst, hij durft zich niet te verroeren. Stel je voor dat hij daardoor een geluidje maakt.

Hij luistert scherp naar wat er zich in het huis afspeelt. Wat hoort hij? Mevrouw zegt: “Daar in die kast” Nee dat kan toch niet! Nu is hij erbij. Stil, met angstzweet in zijn handen, wacht hij tot de deur open zal gaan.

Hij hoort commando’s. Hij kan een beetje Duits verstaan en hoort in die taal de aanvoerder grommen: “Nee, in die kast zal hij niet zitten, dat mens zal niet zo dom zijn die Jood te verraden. Snel het hele huis door!” Voetstappen gaan door het huis en stampen boven hem de trap op.

Wat er ook gebeurt, de deur blijft dicht!!

Nadat ze het hele huis hebben doorzocht, vertrekken de boze soldaten. Ze snappen er niets van, waar is die Jood?

Mevrouw Visser kijkt op de klok het is ondertussen etenstijd ziet ze. Ze loopt naar haar stoel, eerst bijkomen, de kast durft ze nog niet te openen. Stel je voor dat ze terug komen! Haar lichaam begint ineens hevig te trillen, de spanning van het laatste half uur komt eruit. Een traan loopt over haar wangen, wat mist ze op dit moment de troostende arm van haar man!

“Dank U Heere, dat mijn GEHEIM niet is ontdekt! U heeft ons bewaart. Geef me wijsheid wat ik nu verder moet beslissen. U weet toch van mij af?”

Nadat ze wat tot rust is gekomen loopt ze naar het raam. Nergens is meer een soldaat te zien.

Dan loopt ze naar de kast, opent de deur en fluistert: “Kom maar het is veilig”.

Jacob moet even aan het daglicht wennen en komt overeind.

Hij trekt zijn jas goed en wil mevrouw Visser bedanken en weg gaan.

“Nee jongen, dat gaat niet gebeuren, dat is nu echt nog te gevaarlijk. We gaan samen wat eten en pas als het donker is mag je van mij weg”.

Jacob denkt eigenlijk dat dat ook beter is, hij doet zijn jas uit. Mevrouw Visser maakt snel de rijst warm. Ze dekt de tafel voor 2 mensen, dat is lang geleden!

Mevrouw Visser vertelt Jacob dat ze gewend is te bidden voor het eten, Jacob vindt dat goed. Eigenlijk vindt hij het heel vertrouwd, zo ging het bij Bertus vroeger ook!

Daarna schept mevrouw het eten op de borden, ze zegt dat het niet veel is en misschien anders dan hij gewend is, maar dat ze heel zuinig moet leven.

Het bord van Jacob wordt voller geschept dan dat van haar, maar van tegenstribbelen wil ze niet weten.

Na het eten leest mevrouw Visser uit de Bijbel voor en omdat het bijna Kerst is leest ze uit Jesaja 9 ….Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst….

Na het danken blijft Jacob mevrouw Visser nadenkend aankijken, zijn gedachten tollen door elkaar. “Ik ben Joods opgevoed maar bidden, danken en Bijbel lezen deden ze vroeger bij mijn vriendje ook. Daar moet ik deze dag veel aan denken. Kunt u mij daar wat van vertellen? Want ik heb wel gemerkt dat het bij u niet zomaar een gewoonte is, er is meer…”

Dan gaat mevrouw Visser hem vertellen van het grote Grootste GEHEIM wat aan haar ziel gebeurd is. Heel eenvoudig, op kinderlijke wijze zodat Jacob het snapt.

Het maakt diepe indruk! Jacob krijgt ook een verlangen naar die geboren Zaligmaker.

Uren later, als het allang donker is verlaat Jacob de woning van mevrouw Visser: “Jongen, je bent hier altijd welkom, zal je dat onthouden!” Dan grijpt Jacob in zijn binnenzak en haalt daar het pakje roggebrood uit: “Alstublieft, u bent zo goed voor mij!”

Roggebrood? Voor haar! Voor mevrouw Visser is dit pakje een wonder!

Met zijn muts diep over zijn oren en zijn kraag hoog opgetrokken loopt Jacob door de straat. Het is stil op de weg, want het is avond. Het is niet slim om de straat op te gaan, dat weet hij als onderduiker maar al te goed. Maar hij moet naar zijn onderduikadres terug!  Zijn ouders zullen ondertussen heel erg over hem in zitten, hij is al zo’n tijd weg.

Maar als hij daar bijna is schrikt hij opnieuw geweldig. Bij zijn onderduikadres lopen…Duitse soldaten. De broer van Bertus heeft hen aangewezen waar die Jood waarschijnlijk ondergedoken is! Wat erg! Hoe zou het met zijn ouders zijn?

Jacob draait zich zonder zich te bedenken om en loopt terug naar…ja waar moet hij heen? Naar mevrouw Visser terug? Ze zei wel dat hij altijd welkom was maar….

Hij gaat het toch maar proberen. Daar aangekomen tikt hij zachtjes op het raam, zal ze het horen en nog open durven doen?

Voordat hij begrijpt wat er gebeurt gaat de voordeur al op een kier. “Ben je daar weer? Ik dacht gelijk dat moet Jacob weer zijn. Wat is er mijn jongen?”

Jacob vertelt wat hij ontdekte en dat hij nu zo heel erg over zijn ouders in zit.

Mevrouw Visser zegt: “Zullen we samen bidden om hulp?”

En zo gaan ze samen op de knieën en mevrouw Visser vraagt of de Heere Jacob’s ouders wil bewaren, waar ze ook zijn en of Jacob veilig bij haar mag blijven zolang het nodig is.

Jacob mag de Kerstdagen bij mevrouw Visser doorbrengen. In haar hart is de hoop dat het Grootste GEHEIM ook in zijn hart mag plaatsvinden en hij met haar kan meezingen:

‘Lof zij den God van Israël,
Den HEER, Die aan Zijn erfvolk dacht,
En, door Zijn liefderijk bestel,
Verlossing heeft teweeg gebracht…..’

Kern van het verhaal is op een waar gebeurd verhaal gebaseerd.


Overzicht