Geheimen
Kerstverhaal 12-18 jaar
Bzzzz….Een beetje geërgerd pakt Harold zijn telefoon uit zijn jaszak. Wie nu weer? Het is een appje van Tess: “Waar zit je joh? Ik sta te wachten op de vaste plek, maar als je er niet snel bent, komen we te laat op school.”
Oja, dat is Harold helemaal vergeten. Het was allemaal zo raar gelopen vannacht en vanmorgen, dat hij vergat naar Tess te appen dat hij niet naar school zou gaan. “Sorry, ben ziek,” appt hij snel terug, “was vergeten je te appen, maar ik ga dus niet naar school.”
Snel pakt Harold zijn telefoon er weer bij. Als hij niet naar school gaat, zullen ze op school wel argwaan krijgen. Hij moet zichzelf dus ziek melden. Op de website van school staat zo’n speciaal telefoonnummer dat je kunt gebruiken om je kind ziek te melden. Moet lukken, denkt Harold. Zenuwachtig tikt hij op de juiste nummers en wacht tot de telefoon overgaat. “Dit is het nummer voor ziekmeldingen van Het Trefpunt. Wij staan u zo spoedig mogelijk te woord.” Dan wordt er opgenomen aan de andere kant van de lijn. Harold verdraait zijn stem, zodat die iets donkerder klinkt. “Goedemorgen, u spreekt met meneer Van der Zand. Mijn zoon Harold is ziek. Hij kan vandaag niet naar school komen, maar hij heeft best wel heftig griep, dus misschien lukt het voor de Kerstvakantie wel helemaal niet meer.” De vrouw van de administratie wenst hem beterschap voor zijn zoon, waar Harold in stilte om moet lachen, en glimlachend hangt Harold op.
Maar, wat nu? Vannacht leek het een heel goed plan. Harold had zijn ouders ruzie horen maken. Het ging over geld en werk, zoals altijd. En over hem. Zijn moeder gilde dat opgroeiende kinderen zo duur zijn en dat pubers graag merkkleding willen en dat ze hem dat wel wilde geven, maar dat ze het geld niet had en zijn vader gilde terug dat hij ook niet meer kon werken dan hij nu al deed en dat het geld nu eenmaal niet aan de planten in de tuin groeide. De ruzies komen steeds vaker voor. Het begint met schreeuwen als hij al naar boven is. Zijn ouders denken misschien dat hij dan gaat slapen, maar hij blijft altijd wakker. Hij wil niet wakker worden van hun geruzie. Dan wacht hij er maar liever op. In het weekend, als zijn vader niet werkt, gebeurt het ook wel eens overdag, maar ’s avonds is het sowieso altijd raak. En gisteren kon hij er niet meer tegen. Als zijn ouders hem dan niet konden betalen, dan zou hij ze wel een handje helpen. Hij had heel zachtjes zijn sporttas uit de kast gehaald en er wat kleding en de oplader van zijn telefoon in gedaan. Vervolgens had hij zich dik aangekleed en zijn telefoon in zijn zak gestoken. Hij zou vertrekken. Hij wachtte tot hij het gebruikelijke einde van de ruzie hoorde: Zijn vader die stampend de trap op kwam en de slaapkamerdeur dicht gooide. Zijn moeder sliep dan meestal op de bank. Toen hij zeker wist dat de kust helemaal veilig was, was hij naar beneden geslopen. De achterdeur zat niet op slot. De schuur wel, maar dat was geen probleem, want de sleutel lag gewoon in het laatje bij het bestek, zoals altijd. Hij had zijn fiets gepakt en was vertrokken. Het was vier uur en koud. Het miezerde, maar daar had hij aan gedacht. Hij had zijn regenpak meegenomen. Schoolspullen had hij niet gepakt, in de haast. Daar had hij helemaal niet aan gedacht. Zijn ouders zouden pas bij het avondeten ontdekken dat hij weg was. ’s Morgens ging hij altijd in zijn eentje naar school en hij zag hen pas bij het avondeten. Dat zat dus wel goed. Was het nog bijna fout gegaan omdat hij was vergeten Tess, zijn schoolmaatje, in te lichten. Maar ook dat zat inmiddels dus goed.
Harold kijkt eens goed om zich heen. Hij had het plan niet zo heel goed voorbereid, maar al fietsend was het vannacht opeens gekomen. Aan de Heuvelweg, net buiten het dorp, staat een huis dat al maanden leeg staat. Er hangt geen bordje met ‘te koop’, maar Harold weet zeker dat er ook niemand meer woont. Daar is hij dus vannacht naartoe gefietst. En nu kijkt hij eens goed om zich heen. Het huis is vervallen. Er staat nog een oude, versleten bank en er staat nog een eettafel met twee stoelen. In de keuken staat nog één pan en Harold had het vannacht gelijk getest; de kraan werkt nog! Het gasfornuis en de verwarming doen het niet, maar Harold heeft genoeg kleding bij zich om warm te blijven en gelukkig is het buiten ook niet koud. Hier houdt hij het wel een paar dagen vol en hier gaan zijn ouders hem vast niet zoeken, áls ze hem al gaan zoeken. Ze hebben toch geen geld voor hem? Nou, dan zullen ze hem vast ook niet gaan zoeken. En Tess denkt dat hij ziek is, dus die zal hem ook wel met rust laten. En met die gedachte valt Harold in slaap op de oude bank.
Om drie uur schrikt Harold pas weer wakker. Hij ziet een appje van Tess: “Jo, huiswerk even doornemen? Kom zo wel ff bij jou thuis langs.” Dát gaat mis, denkt Harold. Tess heeft het appje een kwartier geleden verzonden. Zou ze al bij hem thuis zijn geweest? En dan piept weer zijn telefoon. “Doe eens open joh, ik sta voor de deur en je pa en ma zijn d’r natuurlijk niet. Lig je te pitten ofzo?” Wat nu? Harold voelt zich eenzaam, maar ook betrapt. Wat als hij Tess in vertrouwen neemt? Heel even aarzelt hij, maar dan klikt hij toch op de belknop. “Harold?” hoort hij aan de andere kant, “wat dóe je joh?”
“Kan jij een geheim bewaren?” vraagt hij dan. Tess belooft hem dat ze dat kan. “Oké, laat me helemaal uitpraten voor je wat zegt. Afgesproken? Ik ben niet ziek. Weet je dat lege huis aan de Heuvelweg? Daar zit ik.” In zijn oor hoort hij Tess tetteren: “Wát?! Hoezo daar? Wat dóe jij daar? Ik kom naar je toe, ja?” Harold twijfelt maar heel even en stemt dan in: “Je mag wel naar me toe komen, maar beloof me dat je goed om je heen kijkt. Zorg dat niemand je hierheen ziet gaan en zet je fiets niet bij de voordeur ofzo. Ik weet eigenlijk niet of de bel het doet, maar kom via de voordeur. Ik zal zorgen dat ik op de uitkijk zit en de deur voor je open doen. O, en Tess? Zeg niks tegen je ouders of je broers en eh…kan jij misschien iets van eten of drinken meenemen?” Weer tettert Tess in zijn oor: “Wat dóe je man? Heb je zelf geen eten en drinken? Ik heb geld bij me; ik haal wel even wat. Ik zie je zo, maar je bent écht gek, je kunt daar niet blijven hè.” Met een diepe zucht hangt Harold op. Hij gaat zitten bij het raam, maar zorgt ervoor dat hij vanaf de buitenkant niet goed te zien is.
Twintig minuten later ziet hij Tess lopen en snel doet hij de deur open. “Jij bent knéttergek hoor,” begint Tess gelijk. “Wat dóe je hier man, had je geen zin in school?” En dan gebeurt het. Harold kan er niks aan doen. Hij had het steeds geprobeerd tegen te houden, want huilende puberjongens zijn toch niet stoer? Maar daar is ’t dan. “Tess, heb je eten bij je?” “Ja,” antwoordt Tess, “dat had ik gezegd toch? Maar waarom loop je nou opeens te huilen man? Je kunt toch thuis eten halen? School is uit nu he, dus je kunt gewoon weer naar huis en de kasten leeg eten.” Op Harolds gezicht zijn boosheid en verdriet te zien en hij vecht tegen zijn tranen. “Nee, Tess, je snapt het niet. Ik kán niet naar huis. En er ligt niet zo heel veel in de kasten. Ik eh…Tess…ik moet je wat vertellen. Ik heb thuis bijna geen eten, maar wat erger is….Mijn ouders hebben eigenlijk elke dag ruzie. Om geld. Om mij. Ze kunnen mijn dure spullen niet betalen en ik was het zó zat, dus ik heb het opgelost en nu zit ik hier. Dan hoeven ze zich om mij niet meer druk te maken.” Met grote, verschrikte ogen kijkt Tess hem aan. “Is dit serieus? Wilde je daarom na schooltijd altijd met mij mee om nog even wat te drinken? Dat kan toch niet, Harold? Je vader heeft toch gewoon werk en je moeder, nouja, ik weet niet, maar eh, die verdient toch heus ook wel wat?” Harold zucht diep. “Het is zo, Tess. Ik weet ook niet precies waaróm het is, maar er is volgens mij iets met een schuld van vroeger ofzo en daarom hebben ze nu bijna geen geld, dus als ik dan bijvoorbeeld om nieuwe gymschoenen vraag ofzo, nouja, dan krijgen ze ruzie. Maar tegen mij hebben ze er nooit iets over gezegd.” Harold moet nog steeds vechten tegen zijn tranen, maar Tess lijkt het niet erg te vinden. “Serieus, Harold, je had het moeten zeggen. Maar…je bent dus echt weggelopen? Dan zit je in de problemen he. Kun je niet even bij mij wonen? Of je hebt ook van die mensen die kinderen helpen als hun ouders ruzie hebben en op school heb je ook zo iemand waar je dan mee kunt praten. Volgens mij heet dat een vertrouwenspersoon. Kunnen we daar niet naartoe?”
Harold kijkt Tess verschrikt aan. “Ik ga toch zeker niet naar school? Ik heb gezegd dat ik ziek was, en ik heb net gedaan alsof ik m’n vader was.” Daar moet Tess wel om glimlachen. “Maar toch, Harold, die mensen willen je helpen…Als we snel zijn, is die vertrouwenspersoon misschien nog wel op school en dan kunnen we kijken of die je kan helpen.”
Hoewel Harold het een slecht plan vindt, gaat hij toch mee. Hij snapt ook wel dat Tess hem niet in haar eentje kan helpen en bovendien is het over een uurtje etenstijd en dan zullen zijn ouders ook zien dat hij weg is. En dan?
Eenmaal op school aangekomen blijkt mevrouw Van Dam, de vertrouwenspersoon, nog aanwezig te zijn. Met knikkende knieën loopt Harold haar kantoor in, blij dat Tess bij hem is. “Eh…mevrouw Van Dam? Ik eh….ik wil graag even met u praten.” Mevrouw Van Dam, die iets zat te lezen op haar computerscherm, kijkt een beetje verbaasd op. “Jij bent eh…toe, die jongen van Van der Zand, ik ben even je voornaam kwijt.” “Harold,” zegt Harold zachtjes. “En dit is een vriendin van mij, Tess. Zij zei dat ik met u moest gaan praten en ik wilde niet, maar nouja, ik weet ’t even allemaal ook niet meer.” Mevrouw Van Dam wijst naar de twee stoelen tegenover haar bureau. “Ga zitten. Wat is er aan de hand?” Harold komt er niet goed uit en wijst naar Tess. “Zij zei dat ik moest komen. Ik, nouja, gewoon…” En dan vertelt Tess dus maar het hele verhaal, zoals ze het net van Harold heeft gehoord. Mevrouw Van Dam luistert aandachtig. “En nu, Harold? Weten je ouders inmiddels waar je bent?” “Ze hebben me vast nog niet gemist,” zegt Harold, “ik zie ze altijd pas bij het avondeten, dus…” “En waarom ben je dan nu naar mij gekomen?” vraagt mevrouw Van Dam vervolgens. “Dat vond Tess een goed idee,” antwoordt Harold. En Tess vult hem aan: “Ja, ik wist dat we tegen u alles kunnen zeggen en ik mocht van Harold niet met mijn ouders praten en zijn ouders leek mij wat ingewikkeld, dus ik dacht…Laten we dan met u proberen te praten.”
“Dat hebben jullie goed gedaan, Harold en Tess,” vindt mevrouw Van Dam. “En ik wil jullie heel graag helpen, maar Harold, je snapt denk ik ook wel dat ik je ouders in moet lichten en dat ik niet kan goedkeuren dat je zomaar in een leeg huis bent gaan zitten. Ik begrijp hoe moeilijk je het hebt en ik wil je heel graag helpen, maar weglopen was denk ik niet de beste oplossing. Dat je hier nu bent, vind ik een betere oplossing. Wat zou je zelf willen?” Een beetje aarzelende kijkt Harold op. “Als ik eerlijk ben, zou ik het liefst misschien een poosje weg willen uit huis. Ik wil die ruzies niet meer. Ik houd echt van mijn ouders, maar ik kan die ruzies niet uitstaan. Ik heb het altijd geheim gehouden, zelfs voor Tess, maar vandaag lukte me dat gewoon niet meer en nu zit ik dus hier.”
—
Het is een week later. Kerst. Mevrouw Van Dam heeft vorige week zijn ouders gebeld en hen gevraagd naar school te komen. Dat deden ze. Mevrouw Van Dam heeft met hen gepraat en daarna hebben zijn ouders met hem gepraat. Ze hebben beloofd hun best te doen er samen uit te komen en daar hulp bij te zoeken en Harold merkt dat ze hun best doen, maar écht gezellig is het thuis nog niet. Hij kijkt eens om zich heen. Daar zitten ze dan, zijn ouders en hij, in de kerk. Dat doen ze altijd, maar vandaag is het toch anders. Zijn ouders hadden gezegd dat hij Tess mocht vragen om met Kerst een dag naar hen toe te komen. Harold had het met bibberende handen via de app gevraagd. Tess gaat nooit naar de kerk en als ze een dag bij hem zou zijn, zou ze mee moeten. En zouden zijn ouders ruzie gaan maken die dag? Hij hoopte van niet en rekende daar ook op. Dat doen ze nooit, als er bezoek is, dus waarom zou het nu wel gebeuren? En bovendien doen ze hun best. Hij was liever zelf naar Tess gegaan, waar het altijd een stuk gezelliger is, maar dat hadden zijn ouders niet goed gevonden, omdat ze wilden dat hij naar de kerk zou gaan. En daar zitten ze dus. Hij met zijn ouders én Tess. Hij kijkt aandachtig naar haar. Tess luistert ingespannen naar de dominee en lijkt te zijn vergeten waar ze is. Pas als de dominee amen heeft gezegd, kijkt ze met een diepe zucht weer om zich heen. En ziet hij nou tranen in haar ogen? Harold weet niet zo goed wat hij nu moet doen. Als de kerk uit is, besluit hij maar gewoon normaal te doen. “En, zin in een klein dinertje?” en fluisterend er achteraan: “M’n ouders hebben echt hun best gedaan erop en het is vast niet wat jullie thuis hebben, maar wees lief, oké?”
En dan kijkt Tess hem aan. “Zeg Harold, heb jij nog meer geheimen? Ik wist niks over die ruzies thuis, maar dat van vandaag was wel je grootste Geheim. Ik wíst het gewoon niet, Harold. Ik wíst het niet, van Jezus in Nazareth en ik hoorde die Naam wel vaak, maar ik wist niet dat het Redder betekende en oh, Harold, het maakt me zo benieuwd! Ik zou er zo graag meer over willen weten. Dit was voor mij het grootste Geheim van de afgelopen tijd: Dat Jezus naar de aarde kwam om zondaren te redden. Jou, je ouders die ruzie maken en zelfs mij. Ook al had ik nog nooit van Hem gehoord. Nu weet ik Wie Hij is en ik wil nog veel en veel meer over Hem leren.” Harold weet niet goed wat hij moet zeggen. “Vond je het zo mooi?” En dan geeft Tess hem zomaar uit het niets een zoen op zijn wang. “Dankjewel Harold,” fluistert ze, “dankjewel dat je ál je geheimen met mij hebt gedeeld.”