Dé vaste Burcht
Hij zou maar tegenover je staan. Een vijand, in vol ornaat en klaar voor de strijd. Wat kan je daartegen beginnen?
Als de vijand aanrukt met het vaandel omhoog, is de veiligste plaats om naar toe te vluchten inderdaad wel een kasteel. Maar die mogelijkheid om te vluchten had Maarten Luther niet op de dag dat hij het lied, dat nu zo bekend is, aan het papier toevertrouwde.
Het is niet bekend wanneer Luther zijn berijming op psalm 46 precies geschreven heeft. Daarover doen verschillende verhalen de ronde. Op 31 oktober 1517 zegt men. De dag dat hij de 95 stellingen in Wittenberg op de deur spijkerde, toen hij naar buiten trad vanuit de relatieve veiligheid van de universiteit. Daarmee begon de Reformatie. Anderen vermoeden dat het 1521 moet zijn geweest, en wel op de avond vóór de bewuste Rijksdag. Hoewel zijn vrienden hem smeekten om niet te gaan, om voor zijn eigen veiligheid te kiezen, ging hij ogenschijnlijk onbevreesd naar Worms. “Hier sta ik, ik kan niet anders…” Het daaropvolgende verhaal kent iedereen. Luther werd ontvoerd terwijl hij door het bos reed. Zal die regel toen door hem heen gegaan zijn? “De vijand rukt vast aan, met opgestoken vaan…”
Voor het oog was hij toen veilig, in zijn kleine kamertje op de Wartburg. Beschermd door de stevige muren van het kasteel, verkleed als een eenvoudige jonker. Een haast onneembare vesting en een ondoorzichtige dekmantel. Maar de kans is groot dat Maarten Luther juist daar, in dat kamertje, dit lied geschreven heeft. “Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen!” Luther moet het geweten hebben. Die aanrukkende vijand met zijn opgestoken vaandel is in zijn leven zowel letterlijk als figuurlijk aanwezig geweest. Luther voelde zich geplaagd door de duivel, een gevaarlijkere vijand dan alle keizers bij elkaar. Het kasteel was niet zijn vaste burcht, maar God! Hij schrijft dan ook in zijn lied: “Hij draagt zijn (uit)rusting nog, vol gruwel en bedrog. Maar zal als kaf verdwijnen!”
Het is in Nederland onlogisch dat je een vijand tegen het lijf loopt met zijn vaandel omhoog. De meeste vijanden zitten verstopt, of ze komen van binnenuit. Luther wist daarvan. Weet jij ook van vijanden in je leven? Ik bedoel natuurlijk niet de mensen die je niet mag, maar denk eens aan je eigen hart, de duivel, alle verleidingen in de wereld. Maar Luther kende ook het enige wapen dat tegen de duivel bestand is; hij zocht de toevlucht tot God in het gebed. Daarom zegt hij ook nu, meer dan 500 jaar later nog: “Gód doet Zijn hulp verschijnen!” Ook voor jou. Zoek daarom de toevlucht tot God, daar ben je echt veilig, want Hij is dé vaste Burcht.