De Bijbel op de straat
Kerstverhaal 12-18 jaar
Bam! Met een klap slaat Hugo de deur achter zich dicht. Laat zijn ouders maar lekker ruzie maken. Hij steekt een sigaretje op en loopt in de richting van de viaduct. Brrr! Het is wel koud trouwens! Hugo rilt. Het sneeuwt zachtjes. Hij moet goed kijken waar hij loopt, want het is erg glad. Hugo denkt aan zijn ouders. Vanavond was het weer eens raak! Schreeuwen dat die twee deden tegen elkaar! Niet normaal. Nou, hij gaat wel naar zijn vrienden hoor! Onder de viaduct is altijd de vaste verzamelplaats.
Mooi! Hij is niet de eerste. Vanuit de verte ziet hij al een groepje jongens staan. Hij heeft er echt weer zin in vanavond. ‘Hoi!’ begroet hij hen vrolijk als hij dichterbij is gekomen. Hugo drukt zijn sigaret uit, en pakt het biertje aan wat hem voorgehouden wordt. ‘Wat gaan we vandaag eens onder kladderen?’ vraagt hij nieuwsgierig. ‘Ik heb een idee’ een lange jongen neemt het woord ‘Onze buren, dat zijn echt van die christenhonden. Die hebben wel een lesje verdiend, vind ik.’ Er klinkt een instemmend gemompel.
Na nog een paar biertjes gaan ze met een paar spuitbussen graffiti op weg naar de buren van de lange jongen. Hugo heeft het echt naar zijn zin. Dit is nou altijd zo leuk, gewoon een beetje kladderen op een schutting ofzo zonder dat het mag, maar dat maakt het juist extra spannend. Hugo is ingespannen bezig, het is natuurlijk wel een precies klusje, als je iets moois wil maken. Opeens wordt er geroepen: ‘Politie! Rennen! Weg!’ Van schrik laat Hugo zijn spuitbus vallen en rent weg. Snel schiet hij een zijstraatje in. Hij probeert nog harder te rennen. Als hij gesnapt wordt is hij echt de sjaak! Maar hij let niet goed op en glijdt uit op de gladde stoeptegels. Snel rolt hij een zijgangetje in.
Heel stil op zijn buik liggend op de koude grond blijft hij liggen wachten. Hij verwacht elk moment een politieagent om de hoek te zien komen. Maar er gebeurt helemaal niets. Na vijf minuten komt hij voorzichtig overeind. Hij kruipt een stukje vooruit en kijkt om het hoekje van het huis wat naast hem staat. Niks, gelukkig! Hij wil overeind komen als hij tegen iets aanstoot. Met zijn hand tast Hugo in het donker. Ja, hier, hebbes! Hij raapt het op en loopt naar een lantaarnpaal. Het is een boekje. Achteloos steekt Hugo het in zijn zak. Nu eerst veilig thuis komen, dat is belangrijker!
Pff! Gelukt! Hugo trekt snel de voordeur achter zich dicht. Het is stil in huis, zijn ouders slapen waarschijnlijk al. Beter dan ruzie maken! Het is nu in ieder geval lekker rustig in huis. Hugo trekt zijn jas en zijn schoenen uit en rent de trap op naar zijn slaapkamer. Op zijn kamer zakt hij op zijn bureaustoel neer. Hij steekt zijn handen in zijn zakken. O ja! Dat is waar, hij had dat boekje gevonden. Voorzichtig haalt hij het uit zijn zak. Het is een best wel dik boekje. De kaft is helemaal zwart. Op de voorkant staat met gouden letters: BIJBEL. Het Boekje van de christenen! Nieuwsgierig slaat hij het boekje open. De allereerste bladzijde is gewoon helemaal wit. O nee, er staat een naam en een adres. Waarschijnlijk is iemand dit Boekje verloren. Hugo bladert eens door het Boekje. Nieuwsgierig leest hij hier en daar af en toe wat. Hugo bekijkt de bladzijde eens. Er staat heel veel tekst op de bladzijde. In het midden staat een streep, en aan de andere kant van de streep gaat het nog verder. Wat een geheimzinnig Boek is dit toch! Zijn oog valt op de hoofdletters HEERE. HEERE? Dat is toch de God van de christenen? Hugo doet snel het Boek dicht. Hij propt het achter in zijn bureaulaatje. Niet meer aan dat Boek denken!
De volgende avond gaat Hugo weer naar de viaduct. Zijn vrienden zijn er al. ‘Kom!’ roepen ze ‘we gaan de klus van gisterenavond afmaken’. ‘is er niemand gepakt?’ vraagt Hugo. ‘Nee, gelukkig niet’ zegt de jongen die naast Hugo loopt. Hugo zou niet eens weten hoe hij heet. Maar dat weet hij van de meesten niet. Ze zijn alweer dicht bij de schutting waar ze gisterenavond aan bezig waren. Hugo pakt een spuitbus en gaat meteen ijverig aan de slag. Hugo kijkt in het begin nog wat vaak om zich heen. ‘Niet doen joh’ een van de jongens stoot hem aan ‘ze verwachten toch niet dat we vanavond weer hier zijn’. Hij bedoelt de politie, snapt Hugo. Nou ja, je weet maar nooit, denkt Hugo. Maar gelukkig zien ze heel de avond geen politie. Als ze klaar zijn gaat heel de groep weer terug naar de viaduct. ‘Iedereen een biertje op de overwinning’ wordt er vrolijk geroepen. Het blijft niet bij één biertje. Als Hugo diep in de nacht thuis komt, weet hij niet eens meer hoeveel biertjes hij op heeft.
De volgende ochtend als Hugo wakker wordt is het al half 11. Hij schrikt er een beetje van. Hij hoort al op school te zitten. O nee, hij heeft natuurlijk Kerstvakantie! Opeens denkt hij weer aan dat Boek wat hij gevonden had. Dat Boek vol geheimen. Hij trekt zijn bureaulaatjes open. In welk laatje had hij hem gestopt? Het is hier ook altijd zo’n bende! O ja, hier is het. Hugo doet het Boekje weer open bij de eerste bladzijde. O ja, hier stond een naam en een adres. Hé, dat is vlakbij. Zal hij het Boekje terug gaan brengen? Ja! Dat is een goed idee! Snel trekt hij zijn jas en schoenen aan en stapt naar buiten.
Het is maar een paar straten verder. Nee! Dit kan niet waar zijn! Hugo kijkt nog eens naar het adres voor in de Bijbel. Het klopt echt! Hij staat voor het huis waarvan ze gisterenavond de schutting ‘bewerkt’ hebben. Het is wel goed gelukt ziet Hugo nu bij daglicht. Er staat een groepje mensen bij. ‘Kwajongenswerk… politie… niet normaal… oude mensen’ vangt Hugo op. Hij gaat hier dus echt niet die Bijbel afgeven! Hugo steekt de Bijbel weer in zijn zak en draait zich om.
Wacht eens even! Hugo denkt eens goed na. Die christenen hebben toch altijd zo’n gebouw. De kerk! Zou hij daar eens gaan kijken? Ja! Dat is een goed plan! Hugo loopt de straat uit. Eens even kijken, de kerk is die kant op. Hugo stapt flink door. Het is nog best een eindje lopen. Het sneeuwt nog steeds een beetje. Ja daar is de kerk! De toren ziet hij al boven de met sneeuw bedekte daken van de huizen uitsteken. Nog één straat, dan is hij er. Wow! Die kerk is echt groot! Hij zou daar wel eens binnen willen kijken. Kijk! Er lopen mensen naar binnen. Volwassenen en kinderen. Hugo ziet ook jongens van zijn leeftijd. Kom op! Hij gaat gewoon naar binnen.
Voor Hugo het zelf doorheeft staat hij al binnen. Hij komt eerst in een ruimte met kapstokken. Er hangen al heel veel jassen. Hugo hangt zijn jas er ook bij. Hij hoort al orgelspel vanuit de kerk. Hugo loopt door de deur de kerk in. Hij kijkt verbaasd rond. Dit is echt groot! Hij ziet overal banken met mensen erin. Hij schuift de eerste bank in die hij ziet. In die bank zit nog niemand. In de bank liggen allemaal witte boekjes. Hugo pakt er een. ‘’Kinderkerstfeest met de kinderen van de zondagsschool’’ staat er voor op. Daaronder staat een plaatje van een grote ster. Hugo opent het boekje. ‘’Samenzang lofzang van Maria vers 1 en 3’’ staat er. Daaronder staat een soort gedicht. Zouden ze dat gaan zingen? Hugo hoeft niet lang te wachten want opeens beginnen alle mensen te zingen. Ja ze zingen het gedicht. Als ze klaar zijn met zingen komt er een man naar voren. ‘Laten we de zegen van de Heere vragen over dit samenzijn’ zegt hij. Hugo kijkt verbaasd naar alle mensen om hem heen. Iedereen doet zijn ogen dicht en zijn handen samen. Hugo doet het ook maar. De man begint te praten, het lijkt net of hij tegen Iemand in het bijzonder praat. Hugo luistert verbaasd. Als de man stopt met praten doet Hugo zijn ogen weer open. Hij ziet dat iedereen dat al gedaan heeft. ‘de kinderen van de zondagsschool zullen nu wat gaan zingen’ zegt de man. Hugo luistert stil naar al die kinderstemmen. Het klinkt op zich wel mooi. Daarna zijn er ook nog kinderen die gedichtjes opzeggen. Hugo luistert, ze hebben over een geboren Koning en dat Hij je zalig kan maken van je zonden. Ook hebben ze het over een Kindje in de kribbe. Hugo luistert aandachtig naar al die jonge kinderen.
Na een poosje komt de man weer naar voren. ‘Laten we danken’ zegt hij. Alle mensen doen weer hun handen samen en hun ogen dicht. Hugo ook. Na een poosje als de man weer gestopt is met praten en iedereen weer zijn ogen opengedaan heeft, begint het orgel weer te spelen. Iedereen gaat staan. Wat gaat er nu gebeuren? Alle mensen beginnen te zingen: ‘Ere zij God..’ Hugo luistert stil. Hij heeft nog nooit zoveel mensen bij elkaar zo mooi horen zingen! Als de mensen klaar zijn met zingen en het orgel gestopt is, beginnen ze naar de uitgang te lopen. Hugo loopt ook mee met de stroom mensen. Als hij buiten staat valt zijn oog op een bordje dat naast de kerkdeur hangt. Aanvang kerkdiensten: zondagochtend 9:30, zondagavond: 18:30.
Hugo draait rondjes op zijn bureaustoel. Hij denkt aan alles wat hij in de kerk gehoord heeft. Het was echt mooi! Hij begrijpt alleen niks van waar ze het allemaal over hadden. Dan voelt hij opeens de Bijbel weer in zijn zak. Opeens neemt hij een besluit. Hij trekt zijn jas aan en loopt voor de tweede keer die dag naar het huis van de eigenaar van de Bijbel. Zijn oog valt meteen op de bekladderde schutting. Hugo draait zijn hoofd om en loopt naar de voordeur. Hij duwt op de bel. Het duurt even dan gaat de deur open. In de deuropening staat een oude vrouw leunend op een stok, afwachtend kijkt ze hem aan. ‘Eh… de Bijbel… die schutting… ik…. eh…’ hij struikelt over zijn woorden. ‘Kom maar even binnen jongen’ zegt de oude vrouw vriendelijk. Achter de vrouw aan loopt hij naar binnen. In de kamer op de bank zit ook een oude man, waarschijnlijk de man van de vrouw. Hugo gaat verlegen zitten.
‘Wat is er jongen?’ vraagt de vrouw ‘vertel het maar!’ Dan begint Hugo te vertellen over de Bijbel die hij gevonden had, over de schutting die hij ondergespoten heeft, over het kinderkerstfeest. Alles vertelt hij. Als hij klaar is kijkt hij de oude vrouw en de oude man aarzelend aan. De oude vrouw knikt vriendelijk naar hem als hij haar de Bijbel aangeeft, maar ze neemt hem niet aan. ‘Wij zijn blij dat jij zo eerlijk bent’ zegt ze ‘daarom mag jij de Bijbel houden’. ‘Ik?’ vraagt Hugo verbaasd. ‘Ja’ knikt de vrouw ‘voor jou is het waarschijnlijk nog een Boek vol geheimen, lees er maar veel in jongen,’ Hugo knikt ‘bedankt voor de Bijbel… alleen ik snap het nog niet zo goed wat er in staat’. De vrouw knikt begrijpend: ‘Ga je zondag met ons mee naar de kerk?’ Daar hoeft Hugo niet lang over na te denken: ‘Ja!’
Hugo schrobt zo hard hij kan. Dit is echt een vervelende klus! Hij snapt nu waarom mensen zo’n hekel hebben aan graffiti. In overleg met de oude man en vrouw en bureau Halt is besloten dat hij in ieder geval de schutting helemaal schoon moest maken. Want het kon natuurlijk niet ongestraft blijven wat hij had gedaan. Daarna zou nog overlegd worden wat hij nog meer moest doen. Hugo denkt aan afgelopen zondag, toen is hij ’s ochtends met de oude man en vrouw mee geweest naar de kerk. Het was dezelfde kerk waarnaar hij al eerder was geweest. Toen ze uit de kerk kwamen is hij met de oude man en de oude vrouw mee naar huis gegaan. De oude vrouw en zei dat hij hun ome Cees en tante Lina mocht noemen. Ome Cees had daarna een aantal dingen uitgelegd over de Bijbel. Hugo begrijpt het nog niet echt, maar Ome Cees had hem beloofd er een andere keer meer over te vertellen.
En nu is hij dus de schutting aan het schoon maken. Het is een heel lastig karweitje. Het sneeuwt nog steeds een beetje. Het is heel koud buiten. Hugo is bezig met het allerlaatste stukje van de schutting. Eindelijk ruimt hij de schoonmaakspullen op. Gelukkig, dat is gedaan! Hij gaat nooit meer graffiti spuiten!